Er zijn meerdere koekoeksbloemen: de dag-, de avond-, de nachten de echte koekoeksbloem. De dagkoekoeksbloem is de bekendste en meest voorkomende en groeit op voedselrijke grond. De echte koekoeksbloem (die in het Latijn Lychnis flos-cocúli heet) groeit in nat hooiland. Vreemd genoeg behoren de drie overige koekoeksbloemen (de dag-, nacht- en avondkoekoeksbloem) tot een ander geslacht (de Silenes). De koekoeksbloem bloeit pas nadat de koekoek terug is. Wellicht is de naam koekoeksbloem afkomstig van koekoeksspog, of -schuim. De larve van de schuimcicade of het spuugbeestje blaast luchtbellen in zijn eigen afscheidingen en woont erin, verborgen voor aanvallers.
De koekoek is een van de laatste zomergasten die pas in april, mei arriveert. Hij is een ‘broedparasiet’: het vrouwtje legt een ei in het nest van een ‘waardvogel’: Haar ei ziet er bijna hetzelfde uit als de eieren van de gastvogel. De koekoek blijft haar ei ieder jaar bij dezelfde soort leggen, bijvoorbeeld de graspieper of de heggenmus. Alleen het mannetje roept ‘koekoek’. De koekoek houdt van insecten en harige en soms giftige rupsen die andere vogels niet eten. Soms spuugt hij de haren van de rupsen uit.
13 Cichorei
De blauwe ogen van een jonkvrouw
Cichorei groeit langs wegen, op dijken en rond bankjes in parken. Het groeit en bloeit zelfs op een uitgedroogde, gebarsten bodem. Hoe die plant daar is gekomen wordt verteld in een legende over de belofte te wachten op de terugkeer van een geliefde. Een sprookje uit de tijd van de kruistochten.
Al bijna 1000 jaar zijn er godsdienstoorlogen in het Midden-Oosten. De eerste kruistochten vinden plaats aan het einde van de elfde eeuw. Na een oproep van de paus trekken vele tienduizenden diepgelovige christelijke, rijke en arme mannen naar het Heilige Land om Jeruzalem te ‘bevrijden’ van de moslims. De meeste kruisvaarders zijn nooit teruggekomen als gevolg van de ontberingen en de gevechten. Eén van de kruisvaarders is een nobele, stoere ridder uit de Lage Landen. Hij is verliefd op een mooie jonkvrouw, Cichorei, wier opvallende heldere lichtblauwe ogen hij niet kan weerstaan. De edelman kan de oproep van de paus echter ook niet negeren en hij laat haar smachtend achter. Hij belooft terug te komen als zij op hem blijft wachten.
Dat neemt jonkvrouw ter harte en zij wacht jarenlang liefdevol en geduldig op zijn terugkomst. Het wachten valt haar zwaar. Iedere morgen loopt ze naar de zandweg en staart in de verte in de hoop hem te zien terugkeren. Maar iedere middag moet ze teleurgesteld naar huis terug. Zo loopt ze dag in dag uit, jaar in jaar uit, rusteloos langs de kant van de weg en tuurt met haar helderblauwe ogen naar de horizon.
Tijdens de hete zomer van het jaar 1099 is het te warm om op en neer te lopen en ze tuurt dagenlang vanaf een vaste plek naar de einder. Cichorei wacht daar zo lang dat haar voeten wortel schieten en zij verandert in een ranke plant met bloemen zo groot en blauw als haar ogen. Tot op de dag van vandaag kunnen we haar zien staan langs de kant van de veldweg met haar helderblauwe ogen die ’s morgens smachtend naar het zuiden staren en zich ’s middags verdrietig sluiten omdat hij weer niet teruggekomen is.
Cichorei kan ruim een meter hoog worden en heeft op haar vrij kale takken opvallende lichtblauwe bloemen die ’s morgens opengaan en ’s middags sluiten. De Latijnse naam voor cichorei is Cichorium intybus. Cichorium betekent zoiets als ‘plek waar mensen in de buurt wonen’ of ‘lopen langs het veld’. Intybus betekent ‘in buis’ vanwege de holle stengel. Cichorei groeit dan ook in de buurt van mensen en wil net zoals de weegbree en het madeliefje betreden worden. De wortel wordt gebruikt voor namaakkoffie. Vermoedelijk hebben de Romeinen de plant naar onze streken meegebracht.
14 Haagwinde
Waarom de haagwinde ‘onze-lieve-vrouwe-glazeke’ wordt genoemd
In veel middeleeuwse legenden speelt Maria een hoofdrol, niet alleen als de zorgzame, brave moeder, maar vaker als een wilskrachtige, zelfstandige vrouw die veel gedaan kan krijgen. Luister naar deze legende over modder en kostbare wijn:
Lang geleden, toen de wegen nog karrensporen waren, trok een paard een zwaarbeladen wagen door het vlakke land. Het was een prachtige, stille najaarsdag. De natuur rustte uit na een dag vol herfststormen en striemende regens. Plotseling zakte de kar weg in de modder. Het paard trok uit alle macht, maar tevergeefs. Het uitgraven van de wielen baatte ook niet. De wagen was te zwaar door zijn lading vaten kostbare wijnen. Uitgeput en wanhopig zat de voerman op zijn wagen te piekeren. Hij wist dat zodra het donker werd, de rovers tevoorschijn zouden komen om zijn lading te plunderen.
Na verloop van enkele uren ontwaarde hij aan de horizon het silhouet van een mens. Naderbij gekomen zag hij dat het een oude vrouw was die hem niet met spierkracht zou kunnen helpen. Maar zij zou misschien wel hulp kunnen halen.