De heks kende de koning niet en wist niet eens dat hij bestond. Toevallig liep de heks op het pad toen ze in de verte de koning op zijn paard naderbij zag komen. Ze zag zijn zwartbonten cape en zijn kroon en wist meteen dat hij een koning was. Vliegensvlug veranderde ze zichzelf in een deftige dame. De koning stopte toen hij de deftige dame zag en zei: ‘Goedendag.’ De vrouw glimlachte en vroeg: ‘Wat voert u hierheen?’ ‘Ik inspecteer mijn grondgebied,’ antwoordde hij met een stem die duidelijk maakte dat hij héél belangrijk was. De ogen van de heks schoten vuur toen hij dat zei en ze vroeg hem ondubbelzinnig: ‘Jouw grondgebied? Dit is mijn bos!’ De koning glimlachte om zoveel onnozelheid en zei: ‘Lieve mevrouw, ik ben de koning en alle land in de wijde omtrek behoort aan mij.’ Ze veranderde zichzelf terug in een heks en beet hem met felle donkere ogen toe: ‘Hoe durf je! Je bent op mijn grondgebied, en ik ben hier de baas!’
De koning keek haar vanaf zijn paard hoogmoedig aan, waardoor de heks nog bozer werd. Zonder met haar ogen te knipperen veranderde ze de koning in een vogel. Als je goed kijkt, zie je dat hij een zwarte cape draagt met daaronder een wit hemd, waar zijn witte hemdsmouwen uitsteken. Zelfs zijn korte rode broek is nog zichtbaar en hij heeft opvallend grote poten. En het is alsof hij nog steeds galoppeert op zijn paard, want hij vliegt golvend. De koning is nog altijd heel boos en zint op wraak. Daarom roffelt hij op dode bomen. Want heksen wonen soms in dode bomen en hij hoopt dat hij de heks gek maakt door zijn getimmer op haar huis.
In Nederland en België komen steeds meer bossen, waardoor het aantal bosvogels toeneemt. Ook het aantal grote bonte spechten neemt langzaam toe. De specht leeft graag in wat oudere bossen.
Oudere bomen hebben een gegroefde schors, waartussen vele larven en insecten leven. Ze zijn het basisvoedsel van de specht, die daarnaast ook zaden (dennenappels) en bessen eet. Zowel mannetjes als vrouwtjes timmeren in het voorjaar op dode boomtakken omdat die meer lawaai maken. Het getimmer dient om het territorium af te bakenen en als communicatiemiddel voor de paartjes.
23 De grote Kaardenbol
Een hemelse beloning voor een arme, gastvrije man
In de winter ziet u de grote kaardenbol regelmatig uitsteken boven het dorre landschap. Engelen schonken een arme man kaardenbollen als dank voor de gastvrije ontvangst. Waarom deze hemelse gezanten dankbaar waren, leest u in deze Arabische sage.
Lang, heel lang geleden werd er op een avond aangeklopt bij een klein vervallen huisje. Verbaasd over het late tijdstip opende de arme bewoner de deur. Voor hem stonden twee vermoeid uitziende mannen. De kleinste van de twee zei: ‘Waarde heer, heeft u een slaapplaats voor de nacht voor twee vermoeide reizigers?’ Gastvrij noodde de bewoner de onbekenden binnen, deelde zijn schaarse voedsel met hen en ruimde in zijn kleine huis een slaapplek voor ze in. De reizigers bleven een paar dagen, waardoor zijn bescheiden voedselvoorraad uitgeput raakte. Op de derde avond verontschuldigde de arme man zich beschaamd: ‘Ik zou u graag gastvrij onthalen, maar ik ben slechts een arme man. Ik kan u, mijn gasten, geen maaltijd meer aanbieden. Al het eten is op. Ik adviseer u bij mijn buurman aan te kloppen, hij is een rijk man.’
Maar aan de deur van het witte stenen huis van de rijke buurman werden de reizigers afgescheept met enkele munten. De beide mannen vertrokken. Vanachter hun raam keken zowel de rijke als de arme man toe hoe de reizigers hun reis over de stoffige weg vervolgden en… hoe de twee plotseling in twee engelen veranderden en terugkeerden. De engelen gaven de arme man een klein pakje zaad en de rijke man een groter pakje zaad. Meteen strooiden beiden verwachtingsvol de zaden op hun land uit en gespannen wachtten ze af wat deze hemelse zaden zouden voortbrengen. De ongastvrije man zag dat uit zijn zaad prachtige bloemen tevoorschijn kwamen, maar ze bloeiden slechts één dag. ‘Die bloemen zijn niet alleen onverkoopbaar,’ zo sprak hij boos, ‘maar het is ook nog hardnekkig onkruid dat mijn andere gewassen overwoekert.’ Binnen een paar jaar was hij een arm man. Ook de gastvrije arme man was teleurgesteld. ‘Beste engelen, waarom heb ik deze zaden gekregen?’ sprak hij tot de hemel. ‘Ze brengen alleen hoge distels met stekelige kolven voort. Wat moet ik ermee? De bloemen zijn niet eens mooi om te zien, de kolven hebben vreemde laagjes kleine blauwe bloempjes.’
Op een nacht zag hij in een droom de twee engelen weer en ze gaven hem een boodschap: ‘Laad de distelbollen op een kar en verkoop ze op de markt in de stad aan schapenboeren. Zeg hen dat ze hiermee hun wol beter kunnen kaarden.’ De volgende dag toog hij vol verwachting met een volle kar stekelige bollen naar de grote markt en tot zijn verbazing keerde hij ’s avonds met veel geld huiswaarts. Zo was hij binnen een paar jaar een rijk man. Sindsdien gebruiken schapenboeren deze bollen om hun wol te kaarden en zijn de mensen de plant kaardenbol gaan noemen.