‘Zwarte thee, dat is het geheim,’ zei meneer Barbour op een morgen toen ik bij het ontbijt zat te knikkebollen, en hij schonk me een kopje in van zijn eigen sterke thee. ‘Assam Supreme. Zoals moeder hem zet: goed sterk. Dat spoelt al die medicijnen wel uit je lijf weg. Weet je: Judy Garland, als die moest optreden – mijn grootmoeder heeft me verteld dat Sid Luft dan naar een Chinees restaurant belde en een grote pot thee bestelde om alle rotzooi uit haar systeem te werken. Dat was in Londen, in het Palladium meen ik, en dat lukt alleen met sterke thee. Soms konden ze haar maar nauwelijks wakker krijgen, als ze moest opstaan en in de kleren gehesen worden...’
‘Dat kan hij niet drinken, dat is net accuzuur,’ zei mevrouw Barbour, ze deed er twee suikerklontjes en een flinke scheut room in voor ze me het kopje gaf. ‘Theo, ik wil niet zeuren, maar je moet echt iets eten.’
‘Oké,’ zei ik slaperig, maar zonder aanstalten te maken om een hap van mijn bosbessenmuffin te nemen. Eten smaakte naar karton; ik had in geen weken trek gehad.
‘Heb je soms liever kaneeltoast? Of havermout?’
‘Het is zo belachelijk dat we van jou geen koffie mogen,’ zei Andy, die onderweg naar school en ’s middags op weg naar huis altijd een grote beker Starbucks kocht zonder dat zijn ouders het wisten. ‘Dat is zo uit de tijd.’
‘Kan zijn,’ zei mevrouw Barbour koeltjes.
‘Een half kopje zou al helpen. Het is onredelijk dat je verlangt dat ik om kwart voor negen ’s morgens zonder cafeïne bij Aanvullende Leerstof Scheikunde zit.’
‘Snik, snik,’ zei meneer Barbour zonder van zijn krant op te kijken.
‘Jullie opstelling is niet erg bevorderlijk. Alle anderen mogen koffie drinken.’
‘Toevallig weet ik dat dat niet waar is,’ zei mevrouw Barbour. ‘Betsy Ingersoll heeft me verteld...’
‘Misschien laat mevrouw Ingersoll Sabine geen koffie drinken, maar er is heel wat meer nodig dan een kopje koffie om Sabine Ingersoll bij Aanvullende Leerstof van wat dan ook geplaatst te krijgen.’
‘Dat is niet nodig, Andy, en heel onaardig.’
‘Het is gewoon waar,’ zei Andy onbewogen. ‘Sabine is zo stom als het achtereind van een varken. Het is maar beter dat ze zo goed op haar gezondheid past, want veel anders zit er bij haar niet in.’
‘Intelligentie is niet alles, lieverd. Zal ik vragen of Etta een ei voor je pocheert?’ zei mevrouw Barbour nu tegen mij. ‘Of bakt? Of klutst? Of wat je maar wilt?’
‘Ik hou van geklutste eieren,’ zei Toddy. ‘Ik kan er wel vier op.’
‘Nee hoor, joh,’ zei meneer Barbour.
‘O jawel. Wel zes. Ik kan wel een heel doosje op.’
‘Ik vraag niet om Dexedrine of zo,’ zei Andy. ‘Al kan ik dat op school best krijgen als ik zou willen.’
‘Theo?’ zei mevrouw Barbour. Ik merkte dat Etta, de kokkin, in de deuropening stond. ‘Wat dacht je van een ei?’
‘Niemand vraagt ooit aan ons wat wij voor ontbijt willen,’ zei Kitsey, en hoe hard ze het ook zei, iedereen deed of hij haar niet hoorde.
xi
Op een zondagmorgen klauterde ik omhoog naar het licht vanuit een zware, ingewikkelde droom, waarvan alleen een gesuis in mijn oren was achtergebleven en het pijnlijke gevoel dat er iets uit mijn handen was gegleden en in een kloof gevallen waar ik het nooit meer terug zou zien. Maar toch bleef er – te midden van dat wegzinken, losschietende draden, onnaspeurbaar verloren fragmenten – een zin zichtbaar, die door het donker schoof als een strook nieuwsberichten onder in een televisiescherm: Hobart en Blackwell. Druk op de groene bel.
Ik lag naar het plafond te staren en wilde me niet bewegen. De woorden waren scherp en duidelijk, alsof iemand ze me getypt op een papiertje had overhandigd. Maar wonderlijk genoeg was er een wereld van vergeten herinneringen opengegaan en met die woorden naar de oppervlakte komen drijven, als zo’n papierpropje uit Chinatown dat open bloeit en opzwelt tot een bloem als je het in een glas water gooit.
Stuurloos ronddobberend in een sfeer van betekenisvolle spanning sloeg de twijfel toe: was dit een echte herinnering, had hij die woorden echt tegen me gezegd of droomde ik? Niet lang voor de dood van mijn moeder werd ik eens wakker in de overtuiging dat een (niet-bestaande) lerares die mevrouw Malt heette gemalen glas in mijn eten had gegooid omdat ik geen discipline had – in die droomwereld een volkomen logische gebeurtenis – en twee of drie minuten lang had ik me in verwarring zorgen liggen maken voor ik bij mijn positieven kwam.
‘Andy?’ vroeg ik, stak mijn hoofd over de rand en keek in het onderste bed, dat leeg was.
Ik lag nog een tijdje met wijd open ogen naar het plafond te staren, klom toen naar beneden, haalde de ring uit de zak van mijn schooljasje en hield hem omhoog tegen het licht om de inscriptie te bekijken. Toen stopte ik hem snel weg en kleedde me aan. Andy was al op en zat met de andere gezinsleden te ontbijten; het zondagsontbijt was erg belangrijk voor ze en ik hoorde ze allemaal in de eetkamer; meneer Barbour was weer vaag aan het oreren en dramde nogal door, zoals hij soms deed. In de gang bleef ik even staan, liep de andere kant op, naar de woonkamer, en haalde het telefoonboek in zijn geborduurde omslag uit het kastje onder de telefoon.