‘Wil je iets hebben?’ vroeg Ray, strak naar me turend. ‘Een glas water misschien? Fris?’
Ik schudde mijn hoofd – frisdrank was op school niet toegestaan – op het moment dat meneer Beeman zei: ‘Sorry, frisdrank is op school niet toegestaan.’
Ray trok een gezicht van ‘doe me een lol’; ik wist niet zeker of meneer Beeman dat gezien had. ‘Sorry, jongen, ik heb m’n best gedaan,’ zei hij, terwijl hij zich weer tot mij wendde. ‘Ik loop straks wel even naar de winkel om wat fris te halen als je daar dan zin in hebt, goed? Nou...’ Hij klapte in zijn handen. ‘Hoe lang denk je dat jij en je moeder in het gebouw waren voordat de eerste explosie plaatsvond?’
‘Ongeveer een uur, schat ik.’
‘Schat je dat of weet je dat?’
‘Ik schat het.’
‘Langer dan een uur, denk je? Korter dan een uur?’
‘Ik denk niet dat het langer dan een uur was,’ zei ik na een lange stilte.
‘Beschrijf eens wat je je herinnert van het incident.’
‘Ik heb niet gezien wat er gebeurde,’ zei ik. ‘Er was niks aan de hand en toen was er een harde flits en een klap...’
‘Een harde flits?’
‘Dat bedoel ik niet. Ik bedoel: de klap was hard.’
‘Een klap, zeg je,’ zei Morris en hij stapte naar voren. ‘Zou je wat preciezer kunnen beschrijven hoe die klap klonk?’
‘Ik weet niet. Gewoon... hard,’ voegde ik eraan toe toen ze me aan bleven kijken alsof ze iets meer verwachtten.
In de stilte die volgde hoorde ik een besmuikt gepiep: mevrouw Barbour keek met gebogen hoofd discreet op haar Blackberry of er berichten waren.
Morris schraapte zijn keel. ‘En hoe rook het?’
‘Pardon?’
‘Herinner je je een speciale geur vlak voordat het gebeurde?’
‘Dacht ik niet.’
‘Helemaal niks? Zeker weten?’
De ondervraging sleepte zich voort, telkens dezelfde dingen, net een beetje anders om me in de war te brengen, en zo nu en dan iets nieuws erbij, en ik zette me schrap en wachtte wanhopig op het moment dat ze over het schilderij zouden beginnen. Ik zou het gewoon moeten toegeven en de gevolgen onder ogen moeten zien, wat die ook zouden zijn (waarschijnlijk zouden ze behoorlijk kwalijk zijn, want het zag ernaar uit dat ik onder voogdij zou komen te staan). Op een paar momenten stond ik op het punt het er in mijn ellende uit te gooien. Maar hoe meer vragen ze stelden (waar was ik toen ik mijn hoofd stootte? Wie had ik gezien of gesproken onderweg naar beneden?) des te duidelijker werd het me dat ze niets wisten over wat me overkomen was – in welke zaal ik was toen de explosie plaatsvond, of zelfs via welke uitgang ik het gebouw uit gekomen was.
Ze hadden een plattegrond; de zalen hadden cijfers in plaats van namen, Zaal 19a en Zaal 19b, cijfers en letters, gerangschikt in een netwerk, helemaal tot nummer 27. ‘Was jij hier toen de eerste klap viel?’ vroeg Ray wijzend. ‘Of hier?’
‘Ik weet het niet.’
‘Neem de tijd.’
‘Ik weet het niet,’ herhaalde ik een beetje heftig. Het schema van de zalen had iets verwarrends, alsof het door een computer gemaakt was, net iets uit een videospel of een reconstructie van de bunker van Hitler die ik op History Channel had gezien, en eigenlijk snapte ik er niets van en leek het niet op het gebouw zoals ik het me herinnerde.
Hij wees op een andere plek. ‘Dit vierkant,’ zei hij. ‘Dat is een standaard met schilderijen erop. Die zalen lijken allemaal op elkaar, ik weet het, maar misschien weet je aan de hand daarvan nog waar je was.’
Ik staarde wanhopig naar het diagram en gaf geen antwoord. Een van de redenen dat het me zo onbekend voorkwam was dat ze me het deel lieten zien waar mijn moeders lichaam gevonden was, vele zalen verwijderd van waar ik was toen de bom ontplofte, al besefte ik dat pas later.
‘Je hebt niemand gezien toen je op weg was naar buiten,’ moedigde Morris me aan; hij herhaalde wat ik al had verteld.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Je herinnert je helemaal niks?’
‘Nou ja, ik bedoel... bedekte lichamen. Materiaal dat er lag.’
‘Niemand die de plaats van de explosie inging of uitkwam?’
‘Ik heb niemand gezien,’ herhaalde ik hardnekkig. Hadden we het al over gehad.
‘Dus je hebt geen brandweerlieden of reddingswerkers gezien.’
‘Nee.’
‘Ik denk dat we dan moeten vaststellen dat ze al uit het gebouw teruggeroepen waren toen jij bij bewustzijn kwam. Dan hebben we het dus over een periode van veertig minuten tot anderhalf uur na de eerste explosie. Kan dat kloppen?’
Ik haalde slapjes mijn schouders op.
‘Is dat ja of nee?’
Naar de vloer staren. ‘Ik weet het niet.’