Home>>read Het puttertje free online

Het puttertje(43)

By:Donna Tartt


Ik was vreemden die praatten over wat het beste voor mij was gaan wantrouwen, omdat dat nu net was wat de maatschappelijk werkers hadden gezegd voordat er over een pleeggezin werd gesproken. ‘Maar... ik vind niet dat mijn grootouders het zo verkeerd zien,’ zei ik.

‘Wat verkeerd zien?’

‘Holiday Inn. Misschien is dat wel een prima plek voor mij.’

‘Bedoel je dat het bij je grootouders thuis niet prima zou zijn?’ zei Dave bliksemsnel.

‘Nee!’ zei ik. Ik vond dat vreselijk van hem, altijd legde hij me woorden in de mond.

‘Goed dan. Laat ik het anders formuleren.’ Hij vouwde zijn handen en dacht na. ‘Waarom zou je liever in een hotel wonen dan bij je grootouders?’

‘Dat heb ik niet gezegd.’

Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Nee, maar je komt steeds weer aan met Holiday Inn alsof het uitvoerbaar zou kunnen zijn, en daar maak ik uit op dat je dat het liefst zou willen.’

‘Het lijkt me veel beter dan een pleeggezin.’

‘Ja...’ hij boog zich voorover, ‘...maar luister nu even naar me. Je bent pas dertien. En je hebt je voornaamste verzorgster verloren. Nu op jezelf gaan wonen is niet echt een optie voor je. Ik wil maar zeggen: het is erg dat je grootouders met die gezondheidsproblemen zitten, maar heus, we kunnen wel iets veel beters bedenken zodra je grootmoeder weer op de been is.’

Ik zei niets. Hij had opa Decker en Dorothy duidelijk nooit ontmoet. Al had ik ze zelf ook niet veel meegemaakt, wat ik me vooral herinner is de totale afwezigheid van een gevoel van verwantschap tussen ons, de doffe manier waarop ze naar me keken, alsof ik zomaar een kind was dat vanaf het winkelcentrum was komen aanzwerven. Het vooruitzicht om bij hen te gaan wonen was bijna letterlijk onvoorstelbaar, en ik had mijn hersens afgepijnigd om me nog iets te herinneren van mijn laatste bezoek aan hun huis – wat niet erg veel was, want ik was pas zeven of acht geweest. Er hingen ingelijste geborduurde spreuken aan de muur, en op de eetbar stond een plastic constructie die Dorothy gebruikte om voedsel te drogen. Op zeker moment – nadat opa Decker had gesnauwd dat ik met mijn kleeftengels van zijn modelspoorbaan af moest blijven – was mijn pa naar buiten gegaan om een sigaret te roken (het was winter) en hij was niet meer binnengekomen. ‘Jezus, god,’ had mijn moeder gezegd toen we weer in de auto zaten (het was haar idee dat ik de familie van mijn vader moest leren kennen) en daarna waren we nooit meer terug geweest.

Een paar dagen na het aanbod van Holiday Inn werd er een ansichtkaart voor me bezorgd bij de Barbours. (Overigens: is het gek om te denken dat Bob en Dorothy, zoals ze ondertekenden, me hadden kunnen opbellen? Of in de auto stappen en naar de stad rijden om me zelf op te zoeken? Maar ze deden geen van beide – niet dat ik echt verwachtte dat ze vol medeleven zouden komen aansnellen, maar toch zou het aardig geweest zijn als ze me hadden verrast met een klein, zij het niet typerend gebaar van genegenheid.)

De kaart kwam eigenlijk van Dorothy. (‘Bob’, duidelijk in haar handschrift, was als op het laatste moment naast haar eigen handtekening gefrummeld.) Interessant was dat de envelop eruitzag of hij was open gestoomd en weer dichtgeplakt – door mevrouw Barbour? Maatschappelijk Werk? – hoewel de kaart zelf absoluut beschreven was in Dorothy’s stijve Europese op-en-neerhandschrift, dat we eens per jaar op een kerstkaart zagen, een handschrift dat, zoals mijn vader het uitdrukte, eruitzag alsof het thuishoorde op het bord met visspecialiteiten van de dag, dat voor La Goulue stond. De voorkant van de kaart vertoonde een verwelkende tulp met daaronder een gedrukte kreet: niets eindigt.

Uit het weinige wat ik me van haar herinnerde, maakte ik op dat Dorothy niet iemand was die woorden verspilde, en die kaart was geen uitzondering. Na een keurig hartelijke aanhef – zo erg voor mij, dat tragische verlies en ik was in hun gedachten in deze verdrietige tijd – bood ze aan me een buskaartje naar Woodbriar, Maryland te sturen en maakte ze tegelijk toespelingen op vage medische omstandigheden die het voor haar en opa Decker moeilijk maakten om ‘te voldoen aan de eisen’ van de zorg voor mij.

‘Eisen?’ zei Andy. ‘Zoals zij het zegt klinkt het of je ze om tien miljoen in ongemerkte bankbiljetten vraagt.’

Ik zweeg. Vreemd genoeg brak ik me nog het meest het hoofd over de foto op de kaart. Het was er een zoals je in rekken in winkels zag, heel normaal, maar toch leek een foto van een verwelkte bloem – hoe kunstzinnig ook – niet helemaal iets om te sturen aan iemand wiens moeder net overleden is.

‘Zij was toch zo ziek, dacht ik? Waarom heeft zíj die kaart dan geschreven?’

‘Al sla je me dood.’ Ik had me dat ook afgevraagd; het leek raar dat mijn echte grootvader geen berichtje had toegevoegd of ook maar de moeite had genomen zelf zijn naam eronder te zetten.