Home>>read Het puttertje free online

Het puttertje(35)

By:Donna Tartt


‘Heb je honger?’

‘Nee.’

‘Nou ja, zeg maar wat we voor je kunnen doen.’

Ik voelde dat ze allemaal naar me keken. Mijn hoofdpijn overspoelde alles wat er in de kamer stond. In de bolle spiegel boven mevrouw Barbours hoofd zag ik het hele tafereel verdubbeld in grillig miniatuurformaat, compleet met Chinese vazen, koffieblad en ongemakkelijk ogende maatschappelijk werkers.

Uiteindelijk was het meneer Barbour die de ban brak. ‘Kom maar, dan zullen we je installeren,’ zei hij, hij legde zijn hand op mijn schouder en loodste me de kamer uit. ‘Nee, daarachter, die kant – volle kracht achteruit. Daarzo.’

De enige keer dat ik in Platts kamer geweest was, een paar jaar eerder, had Platt – kampioen lacrosse en een halve psychopaat – gedreigd Andy en mij volledig in elkaar te slaan. Toen hij nog thuis woonde zat hij daar altijd met de deur op slot (en rookte joints, volgens Andy). Nu waren al zijn posters verdwenen en de kamer was heel schoon en leeg, omdat hij op Groton studeerde. Er lagen halters, stapels oude National Geographics en er stond een leeg aquarium. Meneer Barbour schoof laden open en dicht en babbelde wat voor zich uit. ‘Eens kijken wat we hier hebben, hè? Lakens. En... nog meer lakens. Ik kom hier helaas nooit, dat moet je me maar niet kwalijk nemen – ah. Zwembroek! Zullen we vanmorgen niet nodig hebben, hè?’ Hij graaide in een derde la en haalde ten slotte een nieuwe pyjama tevoorschijn, het prijskaartje zat er nog aan, lelijk als de nacht, rendieren op lichtgevend blauw flanel, geen wonder dat hij nooit gedragen was.

‘Nou,’ zei hij, streek met zijn hand door zijn haar en wierp ongeruste blikken op de deur. ‘Dan laat ik je nu maar alleen. Afschuwelijk wat er gebeurd is, grote god. Je zult je wel vreselijk beroerd voelen. Goed diep slapen is nou vast het allerbeste voor je. Ben je moe?’ vroeg hij en hij keek me onderzoekend aan.

Was ik moe? Ik was klaarwakker, en toch was ik ten dele ook zo wazig en gevoelloos dat ik praktisch in een coma was.

‘Als je soms liever gezelschap hebt? Misschien kan ik in de andere kamer de haard aansteken? Zeg maar wat je wilt.’

Op die vraag voelde ik een steek van wanhoop – hoe ellendig ik me ook voelde, hij kon niets voor me doen, en ik zag aan zijn gezicht dat hij dat ook wel wist.

‘We zitten gewoon in de kamer hiernaast, als je ons nodig hebt – dat wil zeggen: ik ga zo naar mijn werk, maar er is in elk geval iemand...’ Bleek dwaalde zijn blik de kamer door en keerde weer terug naar mij. ‘Het is misschien niet zoals het hoort, maar onder deze omstandigheden zou ik er geen kwaad in zien om “een kleinigheid’’ voor je in te schenken, zoals mijn vader dat noemde. Als je dat misschien zou willen. Maar dat wil je natuurlijk niet,’ voegde hij er snel aan toe, toen hij mijn verwarring zag. ‘Totaal ongepast. Laat maar.’

Hij deed een stap dichterbij en een onaangenaam moment lang dacht ik dat hij me misschien wilde aanraken of knuffelen. Maar in plaats daarvan klapte hij in zijn handen en wreef ze over elkaar. ‘Hoe dan ook. We vinden het heel fijn dat je hier bent en we hopen dat je jezelf zo veel mogelijk op je gemak zult voelen. En je zegt het maar gewoon als je iets nodig hebt, goed?’

Hij was nauwelijks de kamer uit of ik hoorde gefluister voor de deur. Toen werd er geklopt. ‘Er is iemand voor je,’ zei mevrouw Barbour en ze trok zich terug.

Daar sjokte Andy binnen, hij knipperde met zijn ogen en frummelde aan zijn bril. Ze hadden hem duidelijk wakker gemaakt en uit zijn bed gesleurd. Met een luid gekraak van de matrasveren kwam hij naast me op de rand van Platts bed zitten, waarbij hij niet naar mij keek maar naar de muur tegenover hem.

Hij schraapte zijn keel en duwde zijn bril omhoog op zijn neus. Een lange stilte volgde. De radiator tikte en suisde opdringerig. Allebei zijn ouders waren zo snel vertrokken dat het leek of ze het brand­alarm hadden gehoord.

‘Wauw,’ zei hij na een tijdje met zijn enge, vlakke stemmetje. ‘Rottig.’

‘Ja,’ zei ik. En daar zaten we zwijgend, naast elkaar, en staarden naar de donkergroene muren van Platts kamer en de lege plekken met plakbandresten waar zijn posters hadden gehangen. Wat viel er verder te zeggen?



iii

Als ik aan die tijd denk, krijg ik ook nu nog een verstikkend, wanhopig gevoel. Alles was verschrikkelijk. Ze kwamen aan met frisdrank, extra truien, eten dat ik niet op kon: bananen, cupcakes, sandwiches, ijs. Ik zei ja en nee als ze wat tegen me zeiden, en keek heel veel naar de vloerbedekking zodat ze niet zouden zien dat ik had gehuild.

Hoewel het appartement van de Barbours enorm groot was voor New Yorkse begrippen, bevond het zich op een lage verdieping en viel er bijna geen licht binnen, zelfs niet aan de kant van Park Avenue. Het was er weliswaar nooit helemaal nacht of dag, maar het lamplicht tegen het gepolijste eikenhout schiep de gezellige, veilige sfeer van een privéclub. Vrienden van Platt noemden het ‘het griezelkabinet’ en mijn vader, die er een paar keer geweest was om me op te halen na een logeerpartij, had het over ‘Frank E. Campbell’, naar het rouwcentrum van die naam. Maar ik vond troost in die rijke, overweldigende vooroorlogse duisternis, waarin je je makkelijk kon terugtrekken als je geen zin had om te praten of aangestaard te worden.