Home>>read Het puttertje free online

Het puttertje(33)

By:Donna Tartt


Het was te verschrikkelijk om waar te zijn. Ik staarde naar de twee vreemde gezichten tegenover me, grauw in het kunstlicht. Alleen al de gedachte dat opa Decker en Dorothy mensen waren die om me gaven was absurd.

‘Maar wat gebeurt er dan met me?’ vroeg ik.

‘Het belangrijkste,’ zei Enrique, ‘is dat je voorlopig in een geschikte pleegomgeving terechtkomt. Bij iemand die samen met de Maatschappelijke Dienst gaat werken aan het opstellen van een zorgplan voor je.’

Hun gezamenlijke pogingen om me op mijn gemak te stellen – rustige stemmen en meelevende, redelijke gezichtsuitdrukking, maakten me steeds kwader. ‘Hou op!’ zei ik, en ik rukte me los van de Koreaanse mevrouw die haar hand uitstrekte over de tafel en mijn hand koesterend wilde vastpakken.

‘Hoor eens, Teo. Ik zal je wat uitleggen. Niemand heeft het hier over opsluiting of jeugdgevangenis...’

‘Wat dan wel?’

‘Tijdelijke voogdij. Dat betekent alleen maar dat we je onderbrengen op een veilige plek bij mensen die namens de staat optreden als voogd...’

‘En als ik nou niet wil?’ zei ik zo hard dat mensen omkeken.

‘Luister,’ zei Enrique, en hij leunde achterover en wenkte om meer koffie. ‘De gemeente heeft bevoegde crisisopvanghuizen voor jongeren in nood. Prima instellingen. Op dit moment is dat maar een van de opties die we bekijken. Omdat in veel gevallen als dat van jou...’

‘Ik wil niet naar een pleeggezin.’

‘Joh, je hebt groot gelijk,’ zei het meisje met het roze haar duidelijk hoorbaar aan het tafeltje naast ons. Kort daarvoor had de New York Post vol gestaan met verhalen over Johntay en Keshawn Divens, de elfjarige tweeling die verkracht was door hun pleegvader en bijna van honger was gestorven ergens in Morningside Heights.

Enrique deed of hij het niet hoorde. ‘Hoor eens, we zijn er om je te helpen,’ zei hij en hij vouwde zijn handen weer op het tafelblad. ‘En we zullen ook andere alternatieven overwegen als je daar veilig bent en krijgt wat je nodig hebt.’

‘U hebt nooit gezegd dat ik niet terug kon naar de flat!’

‘De gemeentediensten zijn overbelast – sí, gracias,’ zei hij tegen de ober die nog eens koffie kwam inschenken. ‘Maar soms kan er iets anders geregeld worden als we voorlopige toestemming krijgen, vooral in een situatie als die van jou.’

‘Wat hij bedoelt,’ de Koreaanse mevrouw tikte met haar nagel op het formica om mijn aandacht te trekken, ‘is dat het geen wet van Meden en Perzen is dat jij in de pleegzorg terechtkomt als er iemand is die een tijdje bij je kan komen wonen. Of andersom.’

‘Een tijdje?’ herhaalde ik. Dat was het enige van de zin wat doorgedrongen was.

‘Dat er bijvoorbeeld iemand anders is die we kunnen bellen bij wie je wel een dag of twee zou willen logeren. Een leraar misschien. Of een vriend van de familie.’

Lukraak gaf ik ze het telefoonnummer van mijn oude vriend Andy Barbour, het eerste nummer dat bij me opkwam, misschien omdat het behalve mijn eigen nummer het eerste telefoonnummer was dat ik uit mijn hoofd had geleerd. Ook al waren Andy en ik dikke vrienden geweest op de basisschool (bioscoopjes, logeerpartijen, zomercursussen kaart- en kompaslezen in Central Park), weet ik nog niet waarom ik zijn naam als eerste noemde, want zulke goede vrienden waren we niet meer. Bij het begin van de middelbare school waren we elkaar uit het oog verloren, ik had hem in maanden nauwelijks gezien.

‘Barbour met een u,’ zei Enrique terwijl hij de naam noteerde. ‘Wat zijn dat voor mensen? Vrienden?’

Ja, zei ik, ik kende ze bijna mijn hele leven al. De Barbours woonden aan Park Avenue. Andy was sinds groep drie mijn beste vriend geweest. ‘Zijn vader heeft een goede baan op Wall Street,’ zei ik – en toen hield ik mijn mond. Ik herinnerde me net dat Andy’s vader een tijd, hoe lang wist ik niet, in een psychiatrische inrichting in Connecticut had gezeten, omdat hij ‘overwerkt’ was.

‘En de moeder?’

‘Ze is goed bevriend met mijn moeder.’ (Bijna waar, maar niet helemaal; ze gingen wel vriendschappelijk met elkaar om, maar mijn moeder had absoluut niet genoeg geld of contacten voor een society-dame als mevrouw Barbour.)

‘Nee, ik bedoel: wat doet zij voor de kost?’

‘Liefdadigheidswerk,’ zei ik, na een stuurloze stilte. ‘Zoals de Antiekbeurs in de Armory.’

‘Dus ze is een niet-werkende moeder?’

Ik knikte, blij dat zij die uitdrukking zo handig aanreikte; feitelijk klopte het wel, maar niemand zou ooit op het idee komen om die voor mevrouw Barbour te gebruiken.

Enrique ondertekende met zwier. ‘We zullen het bezien. Ik kan niets beloven,’ zei hij, klikte zijn balpen in en stak hem weer in zijn zak. ‘Maar we kunnen je natuurlijk voor de komende uren bij die mensen onderbrengen, als je bij hen wilt zijn.’