‘Je hebt dat artikel in de Fri Weekend zeker wel gelezen, waar je aan meegewerkt hebt?’
‘Nee. Om heel eerlijk te zijn, lees ik zelden kranten.’
‘Het interesseert je helemaal niet wat er zich heeft afgespeeld? Of er hier dingen zijn gebeurd, die...’ Hij zocht opnieuw naar woorden. ‘Die niet zo gelukkig waren.’
‘Niet zo gelukkig...?’ Ze lachte plotseling met grote hartelijkheid. ‘Geluk is vast niet een woord dat sommige Kongslund-kinderen met hun tijd hier verbinden, noch toen, noch nu. Waarschijnlijk ligt het woord lot daar dichter bij... zoals de vinger van boven die juist jou aanwijst om de ergst denkbare start in het leven te krijgen. In de steek gelaten door je ouders – vanaf het begin...’ Ze was weer ernstig geworden. ‘Dat moet jij toch beter begrijpen dan de meeste anderen...?’
Peter moest aan de blauwe envelop met de eigenaardige inhoud denken. Hij had die na zijn ruzie met de Professor uit zijn bureaula verwijderd, en een fractie van een seconde overwoog hij hem tevoorschijn te halen en de inhoud aan Susanne Ingemann te laten zien. De onrust zich laten verspreiden naar haar groene ogen. Hij zou graag haar reactie hebben bestudeerd.
Toen haalde hij zijn schouders op. ‘Nee... ik dacht alleen dat je wel nieuwsgierig zou zijn. Het is toch verdacht dat een voormalig Kongslund-kind een dergelijke brief heeft gekregen, niet? Ik denk hierbij aan Orla Berntsen.’
‘Daar kan ik geen commentaar op geven.’ Het antwoord was verrassend formeel.
‘En dat hij bovendien al verschillende decennia in dienst is van de beschermheer van dit tehuis.’ Hij had nu alle records in onhandigheid gebroken.
‘Als je eens wist wat voor grote toevalligheden zich kunnen voordoen in een land dat zo klein is als het onze,’ zei Susanne Ingemann met een glimlach. ‘Kinderen van dit tehuis zijn elkaar later in het leven weer tegengekomen op de merkwaardigste plekken – zonder het zelf te weten en zonder dat wij het hun konden vertellen, vanwege onze zwijgplicht. Denemarken is niet zo’n heel groot land. Ouders van geadopteerde kinderen hebben soms dicht bij de biologische familie gewoond, zonder het te weten. Ze ontmoetten elkaar in de supermarkt en kledingwinkels zonder een idee te hebben van een verband. Ze hebben bij dezelfde badmintonclub gespeeld, elkaar begroet en gedacht: wat een interessant persoon toch, die zou ik graag willen leren kennen. Ze zijn zelfs verliefd op elkaar geworden, verloofd en getrouwd. Maar ze hebben niets geweten.’ Ze glimlachte en haar groene ogen glinsterden. ‘Dat is fascinerend, nietwaar? Net als in sprookjes.’
‘In de mediawereld hebben we als taak toevalligheden te elimineren.’ Hij kon zelf horen hoe hoogdravend dat klonk.
Ze lachte. ‘Meen je dat echt? Nou, in dat geval is dat een grote tragedie. Jullie zouden wat meer van Hans Christian Andersen moeten lezen en niet zo veel tijd verspillen aan het willen organiseren van dingen.’
‘Ik denk niet dat de anonieme brief toevallig bij deze ontvanger is terechtgekomen, en ik denk ook helemaal niet dat Kongslund een toevalligheid was. We hebben het verband alleen nog niet gevonden.’ Hij had zin om haar aan te raken.
Ze trok zich wat terug.
‘Ik begrijp dat Magna’s pleegdochter nog steeds hier in huis woont?’
‘Ik begrijp niet wat dat met de zaak te maken heeft. Zij mag niet gefilmd worden.’
‘Nee. Maar ik kan me herinneren dat ze... gehandicapt was. Ik heb haar ontmoet toen ik hier als kind kwam, en ik vroeg me alleen maar af of ik haar even kon begroeten.’ Het klonk net zo verkeerd als al het andere (en dat was het ook).
‘Ze praat nooit met mensen. Behalve bij bijzondere gelegenheden. Ze weet dat je hier bent, en ze heeft waarschijnlijk gemeend dat dit niet zo’n gelegenheid is.’ Susanne Ingemann had zich weer afgesloten.
Hij had een van de blauwe olifantjes op de Zuigelingenkamer met een handcamera gefilmd, terwijl de ploeg buiten in de schemering op hem stond te wachten. Hij had een olifantje uitgekozen dat aan het hoofdeinde boven een plukje donker haar balanceerde. Hij had ingezoomd en het slurfje naar de brede mond, de kleine slagtanden en de zwarte oogjes gevolgd.
Zo zou hij het item beginnen.
Meteen daarna zou de camera een ‘pan’ schuin naar rechts maken in een neerwaartse boog en het kleine kindje in het bed vangen, een wangetje, een kussen, een bedhekje, en op de achtergrond een venster en daarna duisternis.
Hij zat in de wagen op de oprit de opnamen van die dag te bekijken. De ploeg zat op de trap te roken, en de productieassistente fluisterde tegen de anderen, alsof ze bang was om de slapende wezentjes in de buurt wakker te maken. Hij dacht erover om het item ‘De kinderen van de Olifantjeskamer’ te noemen – als dat niet te Kuifje-achtig klonk – en te beginnen met de woorden: ‘De kamer met de blauwe olifantjes heeft duizenden kinderen gehuisvest wier leven in Denemarken niet de beste start kreeg...’