Een minuut lang is het stil in de ruimte. De stilte wordt slechts onderbroken door het zwakke ruisen van de draaiende bandrecorder. Dan is de stem van de Vader te horen: ‘Je hebt gezondigd. Maar je hebt voor je zonde betaald met je vriendschap met Severin, en meer kan men niet verlangen.’
Het volgende weekend nam Orla afscheid, zonder Severin of de andere Regensianen over zijn plannen te vertellen. De chauffeur van het verhuisbedrijf had een dochter die gek was op poppenkast, en haar schonk Orla de vreemd uitziende biechtstoel.
Twee maanden later begon hij als ambtenaar bij het ministerie dat in die tijd werd beschouwd als het beste en meest gerenommeerde: het ministerie van Justitie op Slotsholmen, de eerste stap op het carrièrepad van iedere ambitieuze jurist.
Hij verhuisde naar een kamer in de Østerbrogade met uitzicht op Hotel Østerport en de spoorlijn. Hier kwam hij ’s avonds laat thuis en stond hij vroeg in de ochtend op. In het weekend beoefende hij een nieuw ritueel in plaats van het oude, dat hij achter zich had gelaten: om middernacht liet hij zich in zijn fauteuil zakken en ontspande volledig. Vervolgens maakte hij zijn hoofd centimeter voor centimeter leeg van verstoringen van binnenuit, pelde eerst de woorden, dan de gedachten en ten slotte de emoties helemaal weg en bevond zich dan volledig in het donker onder een gladde koepel van parelmoer die als de binnenzijde van een schelp klonk en aanvoelde. Net als de schelp die zijn moeder hem als kind had gegeven en die nog steeds het geluid in zich meedroeg van de branding van de zee die ver naar het westen lag.
Pas dan lichtte hij met een rustige ademhaling het deksel van zijn onderbewuste en liet alle beelden van Frydens Vænge en het Moeras de kamer in stromen. De uitgetrokken vlindervleugels, het oog op het hoefblad, het zwarte gat in het gezicht van de dode reus die het Duister in verdween. Hij stak drie kaarsen aan en bleef in dezelfde toestand en houding zitten, totdat het laatste stukje lont was samengekruld en gedoofd. Hij liet de beelden om zijn verlichte gezicht dansen en weer verdwijnen, terwijl het ruisende geluid tot fluisterende stemmen verwerd – maar nu op afstand en zonder kracht.
Vaak sloot hij de ceremonie af met een telefoontje naar Severins biologische vader of moeder, wanneer de nacht bijna voorbij was. Het antwoord aan de andere kant klonk dan slaapdronken en blikkerig. Hij zei nooit iets, maar liet de hoorn gewoon een halve minuut naast de opgebrande kaarsjes liggen voordat hij de verbinding verbrak.
Op een nacht verloor hij het bewustzijn en gleed in dezelfde onzichtbaarheid, die hij tijdens zijn middelbareschooltijd had beheerst. Een windvlaagje doofde de drie kaarsen die voor hem stonden. Hij kwam plotseling bij en zag zichzelf daar zitten, alleen in een stoel, ineengedoken, voorovergebogen als een hoekige, zwarte vogel. Op hetzelfde moment werd hij ijskoud van binnen en kon hij geen adem halen; de verschrikking explodeerde diep binnen in hem, de paniek stroomde door elke zenuwvezel. Iemand had hem alleen met zichzelf achtergelaten, in zijn eigen lichaam, en, erger nog, gevangen in zijn eigen hoofd, in het Duister, zonder eruit te kunnen. Hij kon niet leven...
Hij sprong op van zijn stoel en rende verwilderd rond, betastte de muren met zijn trillende handen en stootte vreemde, sniffende geluiden uit die hij nooit eerder had gehoord. Hij was twee personen – opgesloten in een – en zijn hoofd stond op het punt te barsten: nee, nee, nee – nee, nee, nee – nee, nee, nee, nee! Hij hoorde het geluid van zijn panische hartslag en de vleugels die vergeefs tegen het glas sloegen...
Langzaam verdween de claustrofobische druk van zijn ogen, en hij zakte uitgeput in elkaar op de grond. Hij kon zijn armen niet meer voelen.
Dit herhaalde zich een paar weken later – en de reactie maakte hem zo bang dat hij naar een meer naar buiten gericht ritueel zocht. Aanvankelijk masturbeerde hij in het donker op zijn kamer – zonder beweging of aanraking, alleen met de kracht van de concentratie, door te denken aan de meisjes op het ministerie – en na enkele maanden werd hij er zo bedreven in, dat hij het kon doen in de bus op weg naar huis van Slotsholmen, bij het raam zittend met afgewend gezicht, en starend naar voetgangers (die nietsvermoedend voorbijliepen). Hij stelde zich de nieuwe rechtenstudente voor in een ongemakkelijke positie over een bureau tijdens een heftige omhelzing, en dan kwam hij klaar voordat de bus Hotel Østerport had bereikt, en soms zelfs voordat die halverwege Bredgade was gekomen.
Hij had Severin in geen vijftien jaar gezien, toen de anonieme brief op het ministerie arriveerde.
Maar hij voelde de oude gevoelens van Regensen weer naar boven komen: tederheid, verlangen – en woede – en iets wat dieper lag en wat niemand zou kunnen benoemen. Zelfs de bebaarde mannen niet, die ooit hadden geprobeerd zijn geest te ontcijferen, destijds toen ze de eenogige idioot in de Rivier hadden gevonden.