Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(90)

By:Erik Valeur


De Trooster achter het gordijn gaf geen antwoord.

‘Er is iets gebeurd met dat paard, wat ik niet verteld heb... of beter gezegd met de jongen die erop reed. Dat was Kjeld... het zoontje van de huismeester...’ Severin aarzelde een moment. ‘Hij was de lelijkste en stomste jongen die ik ooit heb gekend, maar hij was gek op dat paard, en toen we naar het Moeras gingen om hem te laten grazen, huppelde hij achter ons aan – en op een dag liet ik hem een ritje maken en toen werd het dier gek in de kop. Plotseling rende hij alleen nog maar – in volle galop – en Kjeld klampte zich aan de manen vast en schreeuwde maar en schreeuwde, en precies bij het rietbosje – bijna helemaal bij de Rivier – stopte hij, en Kjeld vloog door de lucht en sloeg met zijn hoofd tegen de grote grijze kei – weet je wel – die ken je wel. Hij lag daar in het gras... met gesloten ogen, en ik kan me herinneren dat ik daar stond en naar hem keek. Hij had bloed op zijn wangen en voorhoofd – en ik stond daar maar en voelde zo’n vreugde. Het was goed dat hij daar lag. Hij heeft drie weken in het ziekenhuis gelegen voordat hij naar huis mocht, maar hij functioneerde helemaal niet meer, en een paar maanden later viel hij om en werd weggereden. Enkele weken later hoorden we dat hij dood was. Kjeld was dood.’

Hij zweeg heel even. ‘Net als Hasse.’ Hij was te biecht gegaan.

Nu volgde de stem van Orla, met een scherpe, gebiedende toon, alsof Severin een te zware last op zijn schouders had genomen.

‘Dat begrijp ik best. Het was toch helemaal niet jouw schuld.’

‘Ik snap het niet... Ik wist best dat dat paard wild was. En ik wist best dat hij gewond zou kunnen raken. Ik had immers zelf geprobeerd om erop te rijden. Het moest immers een echt Indianenpaard zijn – maar ik was er zelf afgegooid. Dat paard was wild, en volstrekt onmogelijk. Ik kreeg het voor elkaar hem stil te laten staan terwijl hij erop klom, en ik zorgde ervoor dat hij de manen goed vast had, zodat hij een aardig eindje zou komen en flink vaart maakte, voordat hij eraf vloog. Ik hoopte dat hij gewond zou raken. Ik heb nooit iets zo erg gehoopt...’ Severin schraapte zijn keel. ‘Of in ieder geval dat hij zich zou bezeren... Maar dat hij ook dood zou gaan...’

Het klonk alsof hij op het punt stond te gaan huilen.

‘Je wenste dat hij dood zou gaan.’ Dat was geen vraag van de Trooster.

‘Het enige wat ik me herinner is... hij was gewoon... zo’n kleine jongen, zo breekbaar zoals hij daar lag...’ Hij huilde.

‘Ik begrijp het.’ Orla’s stem klonk duidelijk vanachter het voorhangsel. ‘Ik begrijp het.’ Er bestond geen twijfel over het feit dat hij het begreep.

Net als Hasse.

‘Die dag leerde ik dat je de drang kunt krijgen om te doden – en het ook te doen,’ klonk Severins stem. ‘Dit is echt niet iets wat je aan iemand vertelt.’

‘Nee.’

‘Heb jij ooit...?’

‘Nee.’

Het gordijn trilde een beetje, of misschien was het gewoon de wind uit de St. Kannikestræde.

Severin kwam overeind. Zijn voetstappen brachten hem de kamer uit; dit was zijn afsluitende zondebelijdenis geweest. Hij keerde niet terug, en de maand daarop kreeg hij een relatie met het Heilsmeisje, en de biechtstoel bleef ongebruikt in de hoek van Orla’s kamer staan.

Dacht hij.

Maar Orla had nog steeds een verhaal dat hij niet langer aan iemand kon vertellen. In de plaats van Severin zette hij een oude Tandberg-bandrecorder achter het gordijn, die drie uur lang ononderbroken kon opnemen. Als iemand toegang had gehad tot de tapes (maar die lagen goed opgeborgen in een grote eikenhouten kast), dan zouden ze nog gechoqueerder zijn geweest dan Severin en het Heilsmeisje, want alleen in het donker hoefde Orla de Vreemde zich niet met de scepsis van de buitenwereld te verzoenen of te proberen aan haar afkeuring te ontsnappen; hier was hij zowel de Vader, de Zondaar als de Veroordelaar, en wanneer de rest van het studentenhuis lag te slapen, wisselde hij moeiteloos tussen de drie posities en sprak tot de zoemende tape van de oude Tandberg.

‘Dat begrijp ik goed,’ zei de Vader – en de Zondaar riep: ‘Verlaat mij niet!’ Maar er kwam geen antwoord, en de Veroordelaar zat op de achtergrond en zorgde ervoor dat de stilte ook op de banden kwam te staan.

De Zoon fluisterde: ‘Vergeef me.’

De Vader bleef stil.

Orla kon zijn eigen stilte op de band horen – aan de spoelen bevestigd – terwijl die maar ronddraaide en ronddraaide, en meter voor meter steeds dieper werd.

‘Geen mens is een eiland,’ zei de stem.

Hij antwoordde: ‘Ik wil graag opbiechten dat ik Almind-Enevold heb gevraagd of hij mij een baan bij het ministerie kan bezorgen als ik klaar ben met mijn rechtenstudie.’ Toen bleef het lange tijd stil. Je kon Orla bijna voor je zien – lachend en van de wijn drinkend. ‘Ik kan deze zomer beginnen.’