Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(86)

By:Erik Valeur


Het waren die veulens die door de Meester over alle toevalligheden in het leven werden uitgekozen als instrument voor de ramp die Severin veel later zou treffen.

Maandenlang zat Britt omhoog te kijken en glimlachte bitter naar God en gaf met langzame woorden steeds opnieuw te kennen dat het niet Zijn schuld was. Maar dat was het natuurlijk wel. En toen wist Erling wat hem te doen stond. Ze hadden relatief snel toestemming gekregen om een kind te adopteren, wat in die tijd drie jaar betekende, en zo kwam Severin toen het moment daar was bij een spookfamilie terecht waar de geest van een ander jongetje nog steeds in de woonkamer rondwaarde en stil bleef staan, en in gedachten verzonken van de kruidenier op weg naar huis was, met zijn bloedrode boodschappennetje in de hand. Orla was geschokt door het verhaal van zijn vriend. ‘Je zou denken dat volwassenen in staat waren om... volwassener te zijn,’ zei hij. Maar Severin lachte midden in zijn antwoord en morste rode wijn over zijn shirt en zat daar en sprak met zijn kleine robijnrode mond net voor Orla’s mond alsof die gekust wilde worden of gewoon verder mocht gaan met spreken, en Orla voelde opnieuw de woede die Almind-Enevolds onthulling had opgeroepen.

Erling had de kleine Severin – die op Kongslund Buster werd genoemd naar de populaire acteur uit ‘Circus Buster’ – in zijn busje opgehaald van Skodsborg om hem mee naar huis te nemen. Hij had vier dikke ruiten mee gehad die aan een groothandel in Hellerup geleverd moesten worden, en terwijl Severin op de achterbank lag te slapen, had hij de vier ruiten in de chique villa gezet en een biertje gedronken met de grossier. In een veld achter het huis hadden vier grijze paarden rondgestapt, en het was ongetwijfeld dáár geweest, dat Severins nieuwe adoptievader op het idee kwam voor de ruilhandel van zijn leven.

Ik denk dat het zijn gulle karakter was dat de doorslag gaf. In zijn vrije tijd was Erling een beetje een entertainer. Hij had zelfs een keer twee dakramen verwisseld op een eenwieler, en hij kon daar twintig meter mee afleggen terwijl hij twee blauwgestippelde balletjes in de lucht gooide en ze weer opving. Ondanks de komst van Severin bleef Britt gedurende een aantal jaren depressief bij haar raam zitten, en niets leek haar te kunnen bevrijden. Op een dag, toen Severin zeven was, kwam zijn vader terug van aan de boemel geweest te zijn – iets later dan gebruikelijk – maar in het gezelschap van een springlevend paard. Hij kwam Maglegårds Allé op en de hoek om draven met een grote grijze ruin aan de hand, die wat verschrikt naar de perplex starende kinderen keek. Britt keek op hem neer vanuit het open keukenraam, en voor een keer was zij niet degene die de blikken van de buren trok.

‘Kijk eens wat ik voor je gekocht heb,’ riep hij haar toe, terwijl de walm van bier in zijn adem de omstanders bijna verlamde.

Er kwam geen antwoord vanuit het keukenraam.

‘Maak je geen zorgen, Britt,’ vervolgde hij op troostende toon. ‘Ik heb hem niet gekocht. Ik heb hem geruild met de groothandelaar...’

‘En waar heb je hem dan wel voor geruild?’ vroeg Britt met bevende Zweedse klinkers en hield Severin onwillekeurig steviger vast, want ze kon zich niet voorstellen welke van hun spaarzame bezittingen tegen een paard zou kunnen zijn geruild.

‘Ik heb de wagen natuurlijk geruild...!’ brulde Erling terug in zijn dronken uitgelatenheid en lachte zodat de echo’s vier of vijf keer heen en weer rolden tussen de blokken.

‘Dat rotding was toch niet veel meer waard!’

‘Idioot!’ riep Britt terug en verhief voor het eerst sinds de dood van Hasse haar stem, wat aangaf hoe geschrokken ze was. ‘Hoe moet het nu met het bedrijf?’

Op dat moment verstijfde Erling – maar slechts voor een seconde – alsof hij heel even en in alle haast vergeten was dat goede, solide ruiten zowel te fragiel als te zwaar zijn om per paard te transporteren, want zo was Severins vader: impulsief en moedig, vooral wanneer het bier vat op hem had gekregen. Nooit agressief, maar zachtaardig, redelijk, grootmoedig, gul, meelevend en praktisch – en vooral spontaan ten opzichte van mensen met mooie, goedbedoelde aanbiedingen.

Op het moment dat hij de groothandelaar had ontmoet – en de vier mooie grijze paarden gezien had – had hij alleen maar aan Britt gedacht, die altijd van haar geboortestreek droomde en hem over de veulentjes in de wei vertelde, waar Hasse op gereden zou hebben als hij niet in plaats daarvan daar midden op de weg had stilgestaan met het potje rode bieten in het boodschappennetje. Hij had zich met een brok in de keel, die het bier niet had verlicht, herinnerd hoe ze een poster had gekocht van Pippi Langkous – die hoog op haar gevlekte paard zat – die boven het bed van de kleine Hasse had opgehangen en een traantje had weggepinkt. Dat was een jaar na Hasses dood geweest.