Peter zette zijn glas op tafel. ‘Ik weet dat je een speciale band hebt met het kindertehuis in Skodsborg. En over vier dagen gaat de directrice haar zestigjarige jubileum vieren.’
‘De voormalige directrice, ja, dat klopt.’ De Koning sprak met zijn gebruikelijke zachte stem.
‘Ja, de echte directrice, zou je wel kunnen stellen... de vrouw die jij altijd hebt gesteund als hoofd van het kindertehuis dat je befaamd hebt helpen maken.’
De minister reageerde niet. Hij had gelijkmatige rijen kleine tanden en kleurloze lippen, en zijn hoge glimmende voorhoofd leek een onneembare muur.
‘Was jij degene die het idee kreeg voor de jubileumviering op 13 mei?’ vroeg Peter Trøst.
‘Ik heb geholpen bij het arrangeren, ja.’
‘Het brengt waarschijnlijk ook publiciteit van de juiste soort met zich mee – in plaats van wat er nu in de kranten staat over die anonieme brieven. En over de behandeling door het ministerie van een kleine ouderloze Tamil-jongen, die uitgewezen gaat worden...?’ Peter wist niet waarom hij deze twee zaken plotseling samen noemde. Misschien kwam het door de wijn. Hij voelde een drang om de man te provoceren op een manier waar een normale tv-journalist niet aan zou toegeven.
‘Ja,’ zei zijn gast zonder enige verwondering te tonen over de vreemde, dubbele vraag.
Peter Trøst opende de bovenste lade van zijn bureau en pakte zijn exemplaar van Fri Weekend eruit. Hij las een aantal van de gemarkeerde fragmenten voor: Beroemd kindertehuis beschuldigd van verbergen van duizenden kinderen ... dat konden politici, ambtenaren of acteurs zijn, die hun reputatie en carrière niet in gevaar wilden laten brengen door een slippertje... Zij konden zich met een gerust hart tot de nu jubilerende directrice aan de Skodsborg Strandvej wenden... Hier werd hun probleem discreet en naar volle tevredenheid opgelost.
De minister nipte aan de wijn, maar reageerde niet.
‘Wat is je commentaar op die beschrijving?’
‘Heb je me daarom gevraagd om helemaal hiernaartoe te komen, op stel en sprong?’ De minister was blijkbaar vergeten dat het zijn eigen voorstel was geweest. ‘Om een opgedicht verhaal als dit te maken? Dat vind ik niet zo kies.’
‘Maar dat is toch eigenlijk jóuw krant... de krant van de overheid. Fri Weekend ontvangt nog steeds miljoenen kronen aan steun van de Partij – sinds mensenheugenis.’ Peters drang om de man uit te dagen was nog steeds een beetje bizar.
‘Het wás mijn krant,’ zei de minister. ‘Voordat deze journalist...’ – hij tikte op het artikel met Knud Tåsings naam erboven – ‘... bewust heeft getracht de regering in diskrediet te brengen met dit soort bagger.’ Hij sprak het laatste woord uit alsof een oorwurm zich in zijn tong had vastgebeten – en viel stil. Zijn bleke huid was ietwat roze geworden, bijna als de lucht boven Kirke Såby en Tølløse, net voordat de zon onderging.
‘Bagger?’ Peter Trøst was oprecht verrast door de uitdrukking.
‘Ja... dit is van het soort dat je uit een moeras opdiept, en dat naar rotting en brak water ruikt... maar dat moet je maar niet citeren.’
‘De krant meldt desalniettemin dat je een oude bekende, een voormalig politieman, hebt verzocht om de zaak uit te diepen, discreet – dus het verhaal heeft jullie interesse?’
De minister boog zich naar voren, zijn voorhoofd glom. ‘Luister eens, Trøst. Zodra zoiets naar buiten komt – en de briefschrijver was immers wel handig genoeg om een sensatiekrant in te seinen – dan valt er niets anders te doen dan het serieus te nemen. Of beter gezegd: te doen alsof je het serieus neemt. En dan is het verstandig om een particulier bureau te kiezen in plaats van de hele goegemeente, de politie en de inlichtingendienst officieel te alarmeren – en het belastinggeld te verspillen aan niets. Vind je ook niet? Verspilling is anders een geliefd thema van Channel dk.’
Peter zweeg. De minister was slim genoeg om dit in de tussentijd te hebben uitgedacht. De blauwe envelop die hij als een van de weinige uitverkorenen had ontvangen, lag in de afgesloten bureaulade, slechts een paar meter van hen vandaan, maar hij kon geen volledige openheid geven over zijn eigen betrokkenheid. Hij had die zelfs niet durven te onthullen tegenover de Professor.
‘Je rechterhand – Orla Berntsen – heeft volgens de krant zelfs een hele tijd geleden in hetzelfde kindertehuis gezeten. Wat maak je daarvan?’
‘Ik ga ervan uit dat we geheel off the record praten?’
‘Er is bij mijn weten geen camera ingeschakeld,’ zei Peter, en keek demonstratief het kantoor rond.
‘Ik heb geen idee.’
De tv-ster stond op het punt om in een gegiechel uit te barsten. De brutaliteit. Hij staarde naar de minister, die nog steeds met zijn handen op de tafel gevouwen zat. ‘Je denkt dat het toeval is dat net hij een brief kreeg...?’ De ironie in deze vraag lag er dik bovenop, maar de minister trok alleen zijn schouders op, alsof hij bang was dat een verborgen microfoon een dwaze onwetendheid op dat punt zou registreren.