Hij las het artikel nog een keer en omcirkelde de belangrijkste passages met dubbele lijnen. Toen besloot hij het onvermijdelijke telefoontje te plegen. Hij had het directe nummer van de perschef.
Het telefoontje terug kwam een half uur later, en Peter Trøst herkende de karakteristieke, zachte, bijna vrouwelijke stem onmiddellijk.
‘Almind-Enevold.’ Verder niets.
Hij had de onbetwiste, ideologische hardliner van de Partij bij tal van eerdere gelegenheden ontmoet en hem al meer dan twintig keer geïnterviewd in zijn tijd als spil en presentator van Channel dk. Hij kwam gelijk ter zake: ‘Ik zou graag een gesprek met je hebben over Kongslund – dat kindertehuis in Skodsborg waar je al sinds de jaren zestig beschermheer van bent. In eerste instantie informeel, maar misschien later voor de camera.’
Er viel een diepe stilte aan de andere kant van de lijn, die geheel onkarakteristiek was voor de machtige man. ‘Kongslund... Hoezo?’ De stem van de minister kwam krakerig door. Peter draaide de telefoon iets naar het oosten.
‘We maken een portret naar aanleiding van het jubileum van de vorige directrice,’ zei hij. ‘Het is – zo zou je gerust kunnen zeggen – een stukje vaderlandse geschiedenis.’
‘Ik dacht dat Channel dk voor de wat... sappigere verhalen ging.’
‘We hebben de artikelen over Kongslund in Fri Weekend gelezen.’ Hij kon net zo goed meteen ter zake komen.
‘Een sensatieartikel, Trøst. Een sensatie-invalshoek in een sensatiekrant, die überhaupt niet zou moeten verschijnen.’
De tv-reporter kneep zijn ogen samen en concentreerde zich op het kiezen van de juiste woorden. ‘Het zegt iets over een anonieme brief,’ zei hij.
‘Moet je horen, Trøst. Ik zou natuurlijk graag willen praten over het tehuis en de kwetsbare kinderen waarvoor het ministerie van Nationale Zaken zo duidelijk de plicht heeft ze te beschermen, maar...’
Het klonk als het begin van een verkiezingstoespraak, en Peter Trøst onderbrak hem. ‘In ons portret zal het verleden ook een plaats krijgen...’
‘Niet als Fri Weekend je uitgangspunt is.’
‘Kunnen we elkaar ook ontmoeten om hierover te praten? Vóór een eventuele opname?’
Weer een lange, atypische stilte aan de andere kant. Bijna vijf seconden lang was de ademhaling van de minister te horen terwijl hij erover nadacht. Dat was ongebruikelijk.
‘Luister, Trøst. Ik moet vanavond naar Vejle voor een vergadering in mijn kiesdistrict,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik kom onderweg wel even langs – maar geheel informeel – tegen vijven.’ Toen legde hij neer.
Peter Trøst Jørgensen nam de lift naar het Paradijs en staarde naar buiten, naar de nevel in het oosten, totdat hij de blauwe schaduw gevonden had waarvan hij dacht dat het de Sont was. En, nog verder die kant op, Zweden. Een lange, knappe man op de top van een smalle, zwarte sigaar. Een man die het voorrecht had de meest afgelegen delen van Denemarken te kunnen bereiken met precies die boodschap die de machthebbers van de Sigaar wensten over te brengen. Maar ze zouden waarschijnlijk niet graag een verhaal willen uitzenden dat het ministerie van Nationale Zaken niet over het land verspreid wenste te hebben. Sinds een aantal jaren had de Professor gezorgd voor de exclusieve behandeling van de stroom van aankondigingen van het ministerie over nieuwe immigratiewetten, circulaires en verordeningen, de nieuwe regelgeving wat betreft visa, samenwonen en het staatsburgerschap, de viering van de nationale feestdagen en het onder de aandacht brengen van belangrijke nationale debatten over onderwerpen die de belangstelling hadden van het ministerie – in het bijzonder problemen met het noodlijdende nationale erfgoed, het onderwijs op scholen en natuurlijk de vreemdelingen.
Maar het Kongslund-verhaal ging niet over vreemdelingen – als je alle tienduizenden geadopteerde kinderen van het land tenminste niet als vreemdelingen van het verleden wilde rubriceren – maar zo had Peter hier zelf nooit over gedacht. Integendeel. Hij had net als alle andere geadopteerde Kongslund-kinderen een nieuw thuis en een tweede kans gekregen. Ze waren allemaal geholpen. Hij keek naar de blauwe schaduw aan de horizon en bedacht dat die met zijn afstand het verleden symboliseerde, waar hij nooit bij in de buurt was geweest. Men had hem als kind onvoorwaardelijk overgelaten aan de mensen die hem hadden aangenomen. Hij was uit een onbekend verleden komen reizen en kende zelfs zijn geboorteplaats niet.
Hij wist wel dat sommige geadopteerde kinderen op zoek gingen naar waar ze vandaan kwamen zodra ze oud genoeg waren, maar die drang had hij nooit gehad. Integendeel. Dat zou iets zijn waarvan hij de afloop niet zou kunnen voorzien. Een compleet controleverlies. Dat soort dingen deed je niet in zijn wereld, als je het op de een of andere manier kon vermijden.