Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(68)

By:Erik Valeur


Hij had hem op 5 mei ontvangen – op dezelfde dag als de krant en het ministerie – in precies hetzelfde soort envelop en met dezelfde gekleurde tijdschriftletters op de buitenkant geplakt. Hij zat met hetzelfde mysterieuze, bijna vijftig jaar oude formulier in zijn hand.

John Bjergstrand. Meer niet.

Was hij speciaal uitverkoren, of was hij slechts een van een lange reeks bekende journalisten die een kopie van het oude dossierblad hadden ontvangen?

Hij hoopte op dat laatste, maar hij geloofde het natuurlijk niet.

De brief had hij in eerste instantie in de la gestopt en geprobeerd te vergeten. Maar het artikel in Fri Weekend had zowel die brief als zijn hele verleden, waar slechts heel weinig mensen vanaf wisten, bruusk in de werkelijkheid teruggebracht. Zijn ouders en grootouders hadden hem over het Kindertehuis verteld toen het hen verantwoord en veilig had geleken (op zijn dertiende verjaardag) en hadden zo veel als ze maar wisten over zijn onbekende, biologische moeder eraan toegevoegd. Bijna niets. Hij had niet de gelegenheid gehad hun informatie na te gaan, en hij had dus in principe geen idee wie hij was. Dat was een situatie die hij met vele andere geadopteerde kinderen deelde, en normaal gesproken was dat geen probleem.

Naast het formulier lagen de gehaakte babysokjes die de krant genoemd had. Ooit waren ze wit geweest, maar nu waren ze grijs geworden van de vele jaren die waren verstreken. Hij moest aan zijn eigen dochters uit zijn laatste – mislukte – huwelijk denken, die nu zeven en acht jaar oud waren. Hij zag hen zelden. Hij miste hen niet. Hij rook even aan de sokjes. Ze roken naar vocht en ouderdom, maar er zat ook een licht kruidig luchtje aan, alsof ze een tijdje in een bloementuin hadden gelegen. Daar had hij geen verklaring voor. Zijn eigen moeder had nooit iets gehaakt. Hij had haar nog nooit in de buurt van iets gezien dat ook maar leek op een wollen draad of naaigerei. Hij herinnerde zich alleen haar ziekelijke interesse voor de struiken, bomen en bloembedden in de tuin. Ze wist veel meer over hun wel en wee dan over haar man en haar zoon...

Geadopteerde zoon.

Hij dacht aan Knud Tåsing – en hij aarzelde. Misschien had hij niet langer de moed voor zulke heftige beslissingen, en vermoedelijk waren ze verder van elkaar verwijderd geraakt dan ooit, ook al hadden ze elkaar (zwijgzaam) gegroet op verschillende persconferenties door de jaren heen (het was makkelijker wanneer ze door collega’s omringd waren). Ze hadden elkaar niet meer gesproken sinds ze uit elkaar waren gegaan na de catastrofe op de particuliere school en rector Nordals gewelddadige dood. Dit kwam Peter Trøst nu voor als een oneindige tijd geleden.

Zijn vingers toetsten het nummer van de krant in; hij haalde diep adem.

De wachttoon duurde bijna vier minuten, vermoedelijk had Fri Weekend de doorschakeling wegbezuinigd.

Hij vroeg naar de journalist zonder zichzelf bekend te maken en wachtte weer. Hij had Knud Tåsings volledige naam niet gebruikt. Er waren niet veel mensen die wisten dat de journalist naar een beroemde Groenlandvaarder vernoemd was en derhalve Mylius als tweede naam had. Hij was er op school vreselijk mee geplaagd.

‘Tåsing.’ Slechts één woord. Zo’n rust had hij altijd gehad. ‘Met Peter Trøst.’

‘Kijk eens aan!’

De vroeger zo bewonderde krantenman presteerde het om met slechts een seconde waarschuwing de juiste dosis ironie in zijn woorden te leggen. Die vaardigheid moest een soort gewoonte voor hem zijn.

Peter had een groot, vreemd uitziend vraagteken op zijn notitieblok getekend en zette er een streep door. De eerste zet was aan hem. ‘Ik heb hier je verhaal over Kongslund liggen,’ zei hij. ‘En ik overweeg er een item van te maken.’

‘Ja. Ik dacht al wel dat je het interessant zou vinden. Dat vond ik zelf ook – met de kennis die ik immers heb...’

Peter Trøst zweeg. Knud Tåsing had zich zijn verhaal herinnerd en had dit zelfs in zijn achterhoofd gehad toen hij het artikel schreef. Hij was een van de weinigen die ervanaf wist.

‘Maar je hebt er niets over geschreven...’ zei hij uiteindelijk.

‘Nee. Dat was immers slechts een enkele, vage geschiedenis die... hoeveel? ... dertig jaar achter ons ligt?’

‘Ja, die ik je verteld heb op de dag na mijn dertiende verjaardag.’ Dat was geen antwoord, maar een constatering.

‘Had ik je moeten noemen, vind je? ‘

Peter arceerde het vraagteken zorgvuldig – nogmaals – totdat het bijna helemaal zwart was. Het heden had niets te maken met de gebeurtenis die hen gescheiden had. Ze waren jongens geweest. ‘Ik wilde alleen maar even horen...’ Hij bleef toch steken.

‘... wat ik verder over Kongslund weet – en over de zaak met de brief?’ maakte Knud Tåsing zijn zin af.