De tengere vrouw denkt heel even dat ze een schaduw tussen de boomstammen waarneemt. Maar misschien is het gewoon een vogel die zich onder de struiken verschuilt. Een ogenblik later is het weer alsof er zich eeuwenlang niemand over de steile helling heeft bewogen.
Deel II | De jacht
2 | De brief
5 mei 2008
In de wereld van mijn pleegmoeder bestond slechts een echt belangrijke taak: het beschermen van de hulpbehoevende wezentjes die naar Kongslund kwamen totdat de uit tien mensen bestaande Adoptiecommissie in de Kampmannsgade op Vesterbro een passend, nieuw gezin voor hen had gevonden.
‘Kongslund is hun thuis, Marie,’ zei ze, en voegde daaraan toe, als ware het een bijzondere, bijna bovennatuurlijke bezwering: ‘En onthoud dit altijd goed: de beste huizen liggen aan het water.’
Wanneer de kinderen vertrokken, zong ze het oude versje met de reeks coupletten waar nooit een einde aan leek te komen: ‘Eén olifantje kwam aanmarcheren, twee olifantjes kwamen aanmarcheren, dan drie, dan vier, dan vijf, dan zes’ – en ten slotte viel ik in slaap terwijl ze wegtrokken – over het fijne web van de spin.
Daarna heerste de stilte opnieuw in de kamer die ze hadden verlaten, totdat deze werd ingewisseld door nieuwe geluidjes, die ook weer verstomden. Zo gingen de seizoenen voorbij en alle kinderen om me heen vertrokken een voor een, tot het me op een dag duidelijk werd dat ik de enige was die zou blijven.
*
De Deense eerste minister hoestte. Zijn gezicht was in een paar maanden tijd nog getekender en bleker geworden dan iemand voor mogelijk had gehouden.
Binnenkort zou het als een smal, wit velletje papier in de wind wapperen die van de licht getuite lippen van de Dood leek af te komen. Voor een moment zat hij voorovergebogen en leek hij op de beroemde Hamletfiguur uit zijn land, een mens, getroffen door een dodelijke ziekte. Het had tuberculose kunnen zijn, als deze ziekte niet al lang geleden uitgeroeid was verklaard in het land dat hij vijftien jaar lang had geregeerd.
De enige andere aanwezige in het machtigste kantoor van het land schraapte zijn keel – misschien om de ernst van de ineengekrompen aanval van zijn baas af te zwakken.
De minister-president keek eindelijk op en probeerde te glimlachen naar de enige minister in het langst zittende Deense kabinet ooit op wie hij bij benadering vertrouwde. Niet onvoorwaardelijk, niet naïef – want er was geen ruimte voor naïviteit in deze luchtlagen, waarin illusies over idealen en principes een carrière konden beëindigen in de tijd die het nam om een persbericht te versturen – maar eerder omdat hij wist dat het de Vingers van de Dood waren die in zijn nek trommelden, en dat deze hem nooit meer zouden laten gaan. Het regeringshoofd hield een lichtblauwe zakdoek voor zijn mond, en de minister tegenover hem verwachtte half te zien dat deze het bloed zou opzuigen als een stuk nieuw vloeipapier – maar er was geen kleur zichtbaar in de vouwen.
Langzaam verdween het aanhoudende geblaf, en het gesprek kon worden hervat.
‘Ze denken dat ik het nog minstens een jaar volhoud,’ zei het opperhoofd van het land met verbazend krachtige stem.
Het bureau waaraan hij zat, imponeerde niet vanwege zijn omvang, maar het was een erfstuk uit het ouderlijk huis van de landsvader, vervaardigd van gerookt Duits eiken en rijkelijk gedecoreerd met donker houtsnijwerk. Voor hem lag de laatste uitgave van Fri Weekend, en de minister-president had zojuist met een droge, hese stem een voorpagina-artikel hardop voorgelezen: Bronnen binnen het ministerie van Algemene Zaken voorspellen dat het regeringshoofd zich binnen een jaar terugtrekt. Mogelijk wordt dit al officieel aangekondigd op het eerstvolgende partijcongres van komend najaar. Wederom is het vanwege zijn gezondheid dat de minister-president en zijn adviseurs een spoedige opvolging overwegen.
De landsvader had het bericht over zijn eigen ophanden zijnde dood geaccepteerd zonder een spier te vertrekken, hij trachtte zelfs te lachen – maar zijn hoest kwam weer opzetten en trok hem zijwaarts naar beneden in de gepolsterde stoel, tot zijn gast dacht dat hij om zou kieperen.
Eindelijk nam de aanval af, en ging hij verder met voorlezen: Er wordt geen strijd om de macht verwacht in de aanloop naar de partijbijeenkomst, aangezien de opvolger al gevonden lijkt. Ondanks diens leeftijd, wordt dit ongetwijfeld de ervaren minister van Nationale Zaken, en steun en toeverlaat van de premier, Ole Almind-Enevold, die een bijzondere populariteit geniet tot buiten de grenzen van de Partij, en met name onder de bevolking.
Hij keek naar zijn jarenlange vriend en collega. ‘Je bent al gekozen,’ zei hij.
De ander wist niet precies hoe hij de toonval moest interpreteren. Iedereen wist dat de minister-president een ongewoon harde baas was, die zijn collega’s binnen de politiek eventuele fouten niet vergaf. Velen hadden de vriendelijke glimlach en de licht voorovergebogen vertrouwelijkheid verkeerd geïnterpreteerd om in een flits van afschuw te ontdekken hoe zeer deze schijn kon bedriegen. Dat kon die waarschijnlijk nog steeds, ondanks de fragiele perkamentachtige toestand ervan.