Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(54)

By:Erik Valeur


Vanwege deze besluiteloosheid had hij op de Zuigelingenkamer gelegen, in het Duister, veel te lang, en was een deel van de oneindige tijdspanne geworden die Kongslunds kinderen met zo’n afgrijzen had vervuld, zonder dat zelfs de eigen huispsychologen het hadden begrepen.

Toen hij eindelijk thuis was gekomen, had Gurli hem naar zijn kamer gebracht en hem in bed gelegd en was in de woonkamer gaan zitten, in de blauwe oorfauteuil die ze had geërfd van haar vader, die het jaar daarvoor was overleden. Ze had haar rusteloze vingers laten rusten op het pluche en had daarin een trillen gevoeld, elke keer dat ze aan de man dacht die haar vader was, en die ze ten grave had gedragen met een gevoel dat ze aan niemand durfde toe te vertrouwen.

Na een paar nachten waarin ze dacht dat ze haar zoon hoorde jammeren aan de andere kant van de muur, had ze hem het plaatje van een lachende man gegeven die een oranje strandbal hoog de lucht in gooide (dat ze uit een tijdschrift geknipt had) en de man die misschien wel zijn vader was, stond in de zon te lachen naar een kleine jongen op het strand, en de strandbal zweefde steeds verder omhoog en omhoog, bijna tot in het oneindige, omhoog naar de hemel. Ze had haar zoon verteld dat zijn vader Pil heette en dat was ook Orla’s tweede naam op zijn geboortebewijs geworden.

Helaas, had ze tegen Orla gezegd, was zijn vader de wijde wereld in getrokken om een plek te vinden waar ze met zijn drieën konden wonen, en hij was tot op heden nog niet teruggekomen.

In zijn verzameling Illustrated Classics las Orla in de jaren daarop over mannen zoals hij – de Hertendoder, Ivanhoe en Captain Grant, die op reis ging met zijn hele kinderschare en zich een weg vocht over gletsjers en bergpassen en -toppen – en hij had gaandeweg begrepen dat het happy end van al deze avonturen vrijwel onvermijdelijk was, als je maar lang genoeg wachtte. Het Lot had zijn vader weliswaar weggenomen, maar slechts voor een tijdje en op een dag zou dat hem weer terugvoeren naar Orla.



*



Er was een ding dat Orla Berntsen bijzonder maakte in de straat en in de buurt waar hij opgroeide. Hij had altijd alleen met vrouwen samengeleefd. Eerst met de juffrouwen en kinderverzorgsters in het kindertehuis, en toen met zijn moeder, die nooit (voor zover men wist) een man over de vloer had gehad sinds haar aankomst in Frydens Vænge.

Maar ook al kon Orla Berntsen met de meeste meisjes concurreren als het ging om intuïtie en empathie, toch ging die vrouwelijke kant vreemd genoeg niet gepaard met karaktereigenschappen die verder nog van nature aanwezig konden zijn: tederheid, medeleven, zachtaardigheid.

Er is ergens iets geknapt, zouden de psychologen van Kongslund tegen elkaar hebben gezegd – als ze hem gezien zouden hebben – en ze zouden met een demonstratief spijtig schouderophalen een nieuw A4’tje in het steeds dikker wordende dossier van De Ongelukkige plaatsen. Maar ze zagen hem niet, want hij vertelde niemand over de visioenen die hem in die tijd plaagden.

Om dezelfde reden was zijn eerste ervaring met het andere geslacht niet de meest gelukkige – want het was de eerste en laatste keer dat je hem spontaan uit zag reiken naar een ander mens met al het vertrouwen dat zijn lichaam kon bevatten.

De jongen met de vrouwelijke achtergrond ontmoette een meisje dat niet door een, maar door wel twee vaders was opgevoed (de oudere arbeider Sørensen en zijn zoon die op de grote scheepswerf in het centrum van Kopenhagen werkten) en om de een of andere reden plaste ze als achtjarige nog steeds af en toe in haar broek, zonder waarschuwing en zonder aanwijsbare oorzaak. Op een dag dat ze alleen op straat stond en naar weer een klein onheilspellend meertje aan haar voeten keek, trok Orla een zak dropballen uit de zak van zijn anorak. Hij hield haar het zakje voor, maar ze keek alleen maar naar hem met haar ondoordringbare blik, en hij bespeurde om de een of andere reden geen vreugde of dankbaarheid in haar ogen. De elfjarige Orla ging heel dicht bij haar staan en fluisterde: ‘Nu zal ik je een spelletje leren dat niemand anders kent...’ Hij maakte zijn stem spits en sluw – ‘... waar je ofwel geliefden van wordt – of eraan sterft.’

Ze keek hem aan en zei niets.

‘Kijk,’ zei hij. ‘Nu zet ik acht kogels op een rij, en als je me geen kusje hebt gegeven voor ik de laatste heb gegeten – de blauwe – dan sterf ik – want die zit vol vergif.’ En toen legde Orla acht verschillende kleuren dropballen op een rij op de stoep en ze gingen erbij op hun hurken zitten, en hij voelde op dat moment haar starende blik, die bezorgd en vriendelijk had moeten zijn, maar die eerder verwachtingsvol en vol spanning was op een manier die hij niet begreep. Eerst at hij een gele, toen een witte, vervolgens een rode en een oranje en toen nog een witte, daarna een groene en een bruine – en plotseling was er nog maar een kogel over, die de dood betekende – de blauwe – en hij zag haar ogen glanzen alsof ze die met water gevuld had of plotseling koorts had. Ze kon hem toch niet echt de blauwe laten eten? Ze kon hem toch niet echt de kogel laten eten waarvan ze wist dat hij eraan zou sterven? Ze zou toch wel met zijn plan mee moeten gaan en hem de kus geven die zijn leven zou redden... Maar ze keek hem in plaats daarvan aan met glanzende ogen en hield haar hoofd schuin en het puntje van haar tong werd zichtbaar in een klein spleetje tussen haar boventanden en lag daar stil af te wachten.