Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(53)

By:Erik Valeur


Iedere middag, wanneer Gurli Berntsen thuiskwam van kantoor, ging ze in een diepe, blauwe leunstoel bij het raam op het westen zitten, las het roddelblad Billed Bladet en nam een kijkje in het parallelle universum dat het domicilie van haar dromen was. Van een afstand probeerde ik erachter te komen wat ze zag en waar ze naar verlangde – maar ik ben er nooit in geslaagd – en je zou kunnen denken dat haar zwijgen, dáár in die blauwe stoel zittend, het belangrijkste was van de dingen die Orla in de richting van het Moeras dreef en de Rivier, waar de catastrofe van zijn leven zich uiteindelijk voltrok.

Dus misschien had ze hem alles moeten vertellen voordat het te laat was geweest.

Over haar zwangerschap en de schande.

Over de man die verdwenen was en de geur van vochtige, ongereinigde tapijten en bedompte woonkamers. Het uitzicht op de tuin, daar waar ze was opgegroeid en het gevoel op haar huid van de rode kimono, die aan haar moeder had toebehoord en aan diens moeder voor haar, en die om haar glimmende, uitgerekte buik heen werd gedrapeerd toen ze haar zonde had begaan, onherroepelijk.

Over haar vader, die in de oorfauteuil had gezeten, terwijl hij de krachtige duimen de armleuning liet bewerken in een eeuwig cirkelende beweging, heen en weer en steeds maar ronddraaiend over de gladgepolijste groeven in de bekleding waar ooit het blauwe pluche had gezeten – als het laatste overblijfsel van een grote en krachtige levensenergie, die op het punt stond te verdwijnen.

Bij zo’n vervroegd pensioen komt de Afkeuring als een geschenk; hij hoefde zelfs niet naar zijn dochter te kijken, hij hoefde zijn blik alleen maar op de kale muur boven haar hoofd te vestigen en te zwijgen, terwijl zijn vingers spraken. Want zij spraken tot haar, door families en generaties heen, ze spraken direct uit de kaalgesleten bekleding en gaven haar te kennen dat de Zonde in het leven van een onbezonnen vrouw was gekomen. De grootste zonde van allemaal, zelfs...

... een vaderloos kind ter wereld brengen.

Niemand zou in die jaren kunnen ontsnappen aan een zonde van zo’n immens formaat. Niemand zou dit ooit kunnen vergeten. De Afkeuring zou in elke seconde en elke gedachte voor de rest van haar leven aanwezig zijn. Geen moeder- of vaderliefde zou groot genoeg zijn om dit principe op te heffen.

Toen Gurli Berntsen die waarheid in had gezien, had ze geprobeerd een heel potje van de sterkste slaappillen die ze kon vinden in te nemen, en ze had drie dagen geslapen voordat ze wakker werd en nog drie dagen moest overgeven. Twee dagen later liet ze zich naar beneden glijden in het havenbassin voor de kade van Station Svanemøllen, maar werd ontdekt door een voorbijganger en weer naar boven gehaald. Het ziekenhuis had het incident aan de ouders van de ongelukkige vrouw in Jutland gemeld, en haar vader had – zoals dit type mannen in een dergelijke situatie doet – met woede gereageerd. Natuurlijk. Maar er zijn ondanks alles sterkere machten in de wereld dan mannelijke woede, zoals Magna en haar juffrouwen alle dagen hadden bewezen (als er iets was wat Kongslund symboliseerde, dan was dat het wel), en op de derde dag na de zelfmoordpoging had Gurli’s moeder al het spaargeld van het gezin opgenomen en had nummer 12 gekocht in de nieuwbouw rijtjeshuiswijk met de langwerpige achtertuinen en schaduwrijke, beschutting biedende heggen. Kort daarop werd Orla geboren.

De jonge vrouw was van haar zoon bevallen op kraamafdeling B van het Rigshospital, en ze had de jonge verpleegsters gesmeekt om het kind bij haar weg te halen, weg van haar buik, weg van de schaamte. Maar haar moeder, die Orla’s grootmoeder was, had de enkele dagen oude baby in de kerk van het Rigshospital laten dopen en had hem in een moment van helderheid haar mans tweede naam toegekend (diens naam was Jens Orla Berntsen), zodat de kleine nu dezelfde naam droeg als zijn grootvader, wat een beslissing was die blijk gaf van het oerinzicht van dergelijke vrouwen gedurende millennia in het mannelijk gevoel van eigenwaarde.

Met tegenzin, maar toch gevleid, was de nieuwbakken grootvader naar de kerk gekomen en had heel even zijn vingers op de harde armleuningen van de kerkbank laten rusten, terwijl hij een gebrom had geuit, dat gemakkelijk geïnterpreteerd kon worden als een ‘amen’. Volledig overweldigd hadden zijn handen stilgelegen tijdens de rest van de ceremonie, als vervuld van een hemelse vrede.

De kleine Orla had toch een gezin gekregen.

De dag daarop was hij dit alweer kwijtgeraakt – in ieder geval voor een tijdje – toen hij met de taxi naar adoptie- en kindertehuis Kongslund, ten noorden van Kopenhagen, werd gebracht. Hier zouden de sterke juffrouwen van Moederhulp op hem passen terwijl Gurli herstelde (ze had tot haar vaders verbazing een depressie gekregen, ondanks alle hulp die ze had ontvangen) en haar nieuwe huis op orde had. Dit verhaal, dat hij later bij elkaar had gesprokkeld uit zijn moeders zeldzame ontboezemingen en door middel van de jaarlijkse bezoekjes aan Magna, was van een ander soort dan dat van geadopteerde kinderen; zoveel had hij wel begrepen – op een leeftijd waarop je eigenlijk te jong bent om dergelijke dingen te begrijpen: zijn moeder had hem bewust tot het Tehuis veroordeeld, terwijl zij had overwogen of hij haar leven waard was – en vooral om zichzelf te beschermen.