Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(51)

By:Erik Valeur


Ik keek naar de bordjes en volgde de stoep die mij naar de rode rijtjeshuizen leidde. Hier keek ik om me heen.

Alles was zoals beschreven in mijn dromen en het beetje informatie dat ik uit Magna’s geheime dossiers had. Het werd mijn favoriete uitstapje, die eerste zomer van mijn nieuwe leven, en ik herhaalde het keer op keer, zonder het aan anderen dan Magdalene te vertellen, van wie ik wist dat ze haar kiezen op elkaar zou houden, ongeacht hoe haar nieuwe wereld in elkaar zou zitten. Zelfs aan haar nieuwe vriend aan Gene Zijde, de Burgerkoning (ze had het niet kunnen laten hem te bekoren), zou ze het niet verklappen; daar was ik op de een of andere manier zeker van.

Orla was de eerste die ik bezocht, want hij was degene die ik me het beste kon herinneren van toen hij als kind met zijn moeder op bezoek kwam. In een ringband met medische aantekeningen op Magna’s kantoor had op een stukje papier gestaan: Psychologen weer naar Søborg gestuurd, Orla Pil Berntsen. Ernstig geval, haast geboden.

Het kwam als heel dramatisch op mij over en het prikkelde mijn nieuwsgierigheid tot het uiterste.

Vanuit mijn schuilplaats in het Moeras observeerde ik door Magdalenes verrekijker Orla’s kromgebogen figuurtje en zag hem zitten op de grote kei, waar hij zo’n liefde voor had opgevat. Daar zat hij te dromen en nerveus te sniffen bij de gedachte aan alle problemen die hem thuis in Frydens Vænge en in de toekomst wachtten. Kinderen voelen dat soort dingen aan. Als iemand had voorspeld dat hij op een dag op de belangrijkste chefspost van het ministerie van Nationale Zaken zou belanden, zou niemand dat hebben geloofd.

’s Avonds nam ik de bussen in de tegenovergestelde richting naar huis en hield lange, nauwgezette dossiers bij, zoals mijn pleegmoeder altijd had gedaan.

Terwijl alle andere kinderen in comfortabele speelkamers met hun meccanobouwset van Thorngreen op Strøget speelden, worstelde ik om alle stukjes en onderdelen in elkaar te laten passen van het leven dat ik aan het bespioneren was. Mijn toenemende afwezigheid werd nooit echt opgemerkt, want in die jaren nadat de abortuswetgeving het nodig had gemaakt om kinderen vanuit steeds verder weggelegen landen te adopteren, regeerde Magna over haar kindertehuis met een enorme energie. In haar wereld was ik – zoals zij het zag – volledig gerepareerd en in staat om op mezelf te letten en voor de zekerheid maakte ik haar soms wijs dat ik een wandeling in het park ging maken met een vriendinnetje dat Lise heette – maar dat natuurlijk niet bestond (alleen in een oud kinderliedje). Ze moet dat gewoon hebben aangenomen, al was het absurd, want ze vroeg me nooit waar ze woonde.

Ik ging in die maanden echter op weg om de wereld daarbuiten te ontmoeten waarvan ik altijd had gedacht dat die zou bestaan.

Ik benijdde zowel als vreesde het leven dat ik zou vinden, en wel met een kracht, waarvoor niemand me had kunnen waarschuwen. Misschien kon Magdalene in haar half-bovenaardse toestand het gevaar niet zien. Ze had al een keer eerder de demonen over het hoofd gezien die leven in krochten zo diep, dat niemand denkt dat ze ook maar iets bevatten; dat wist ik beter dan wie ook.

Of ze besefte gewoon dat geen waarschuwing mij tegengehouden zou hebben.





7 | Orla


1961-1974



Al in de eerste nacht na haar dood had Magdalene benadrukt wat voor elk kind geldt – en wat het enige was wat ik nooit mocht vergeten, wat er ook gebeurde: vind je een vriend, dan heb je een kans – vind je er geen, dan delf je het onderspit. Niemand wist dit beter dan zij.

Het verhaal van Orla’s korte en heftige jeugd is, zoals ik het zie, het verhaal van alle ouders die gedachteloos de zonden van hun vaders en moeders voortzetten, en dat geldt voor de meesten nog steeds.

Bij sommige kinderen groeit de angst onopgemerkt, en de volwassenen die er het dichtst bij betrokken zouden moeten zijn, hebben niets door. Ze horen misschien op een nacht terwijl alles stil zou moeten zijn een geluid achter de muur, maar ze associëren het niet met iets belangrijks – en dus gaat de vernietiging verder, zonder dat iemand die stopt.

Ik gaf hem in gedachten de naam Orla de Eenzame, omdat hij door de rijtjeshuisbuurt snelde alsof hij hele regimenten demonen op zijn hielen had, zonder dat iemand er iets aan deed – en ik weet dat sommige psychologen van Kongslund bang voor hem waren, vooral na de moord op de Imbeciel in het Moeras.



*



Verscholen achter een meidoornhaag – in de vroege voorjaarsmaanden – bekeek ik Orla Berntsen, die veel later topambtenaar werd bij het ministerie van Nationale Zaken en die als tweede naam Pil had gekregen, naar de vader die hij nooit had gekend en van wie hij, strikt genomen, niet kon bewijzen dat die bestond.

Dáár stond hij, als elfjarige knul, in de schaduw achter de garages in rijtjeshuisbuurt Frydens Vænge met de besproete neus, midden in een peervormig gezicht boven dikke brede lippen, het geheel omkranst door licht, borstelig haar dat nooit echt gekamd was. Een korte, stevig gebouwde jongen die zijn aangeboren onhandigheid overdreef om in gezelschap van zijn kameraden de clown te spelen, en die zich de vervaarlijke kunst van het veinzen aanleerde, altijd te hard lachend en te snel pratend, een tiental meter achter de populaire jongens aanrennend. Altijd laatste als er een team moest worden gekozen op het voetbalveld in het Moeras. Dáár stond hij roerloos, wanneer de wedstrijd afgelopen was – ongekozen en ongewenst – en lachte om zichzelf – want wat moest hij anders?