‘Ik zag haar in Søborg... als kind... waar ze rondkroop en Orla en Severin bespioneerde. Het was verdomme niet normaal, en ze heeft toegang gehad tot... dingen...’ Dat laatste woord was zowel merkwaardig als meerduidig.
De gepensioneerde directrice zweeg. Dit was gevaarlijk terrein.
‘Ze is altijd al vreemd geweest. Geen wonder dat je geen geschikt thuis voor haar kon vinden.’
‘Ik heb een thuis gevonden. Het beste.’ Ze klonk scherper dan ooit.
Hij stond op en het theelepeltje viel rinkelend op de grond. ‘Als we nou wisten waarom het juist nu gebeurt.’
Ze keek naar hem op. ‘Ja. Maar iedereen kan dat formulier hebben gevonden en verborgen hebben... en iets hebben uitgevogeld van wat er gebeurd is. Een bezoeker... een vroegere kinderverzorgster...’
‘Onze gemeenschappelijke vriend zijn grootste angst is natuurlijk dat het de jongen zelf is.’ De veiligheidschef onderbrak haar. ‘Hij heeft dat formulier misschien bij zijn adoptieouders gevonden, en nu probeert hij erachter te komen wat het betekent.’
Magna’s huid had dezelfde kleur als de as van haar cigarillo in de kleine kristallen asbak voor haar. Ze zweeg nogmaals.
‘Heb je alle sporen gewist?’ vroeg hij.
‘Ja – natuurlijk heb ik dat gedaan.’
‘Het is jouw... en zijn... schuld dat we hier nu zitten – in deze penarie.’
Het was een vreemd, ouderwets woord. Maar hij had gelijk. Carl Malle was alleen het werktuig geweest.
‘En wat gebeurt er als Peter, de grote tv-ster van de natie, hierbij betrokken raakt – en zijn hele tv-station – dat is een voor de hand liggende mogelijkheid, nietwaar.’ Dat was geen vraag. ‘Misschien heeft hij al een soortgelijke brief ontvangen.’
Ze hoefde niet te reageren op deze angstaanjagende voorspelling. Ze moesten het gat naar het verleden dichten, ongeacht wie erdoorheen geglipt was, voordat het te laat was.
‘Is Orla echt het kind van de moeder bij wie hij in Søborg opgroeide?’ Die vraag kwam heel plotseling.
Ze antwoordde zonder te aarzelen: ‘Dat zul je waarschijnlijk zelf het beste weten.’ Hij had zichzelf blootgegeven. ‘Heb je hem niet van dichterbij gevolgd dan wie dan ook?’
‘Een alleenstaande moeder zou een perfecte dekmantel zijn geweest, niet waar, Magna?’
Voor de derde keer zweeg ze.
‘Dat was een jeugd om bang van te worden, die hij heeft gehad. Interessant, maar ook beangstigend. Zo’n wreedheid... bijna alsof hij iets had overgeërfd. Iemand te vermoorden, en dan op zo’n jonge leeftijd...’
Ze was niet tegen hem opgewassen. Maar ze kon de beschuldiging ook niet laten passeren. ‘Hij heeft hem niet vermoord. Ik heb de psycholoog gesproken...’ Ze hield zich in. Hij hoefde niet meer te weten.
‘Die psycholoog was zich natuurlijk rotgeschrokken, lieve Magna. Dat zou je toch moeten weten. Ik heb daarna zelf met Orla gesproken... direct na het incident... en het was echt om bang van te worden. Het was niet normaal. Dat weet je best.’
‘Het is nooit bewezen.’
‘Nee, en waarom niet, denk je? Omdat ik... omdat wij... hem hebben beschermd.’
‘Hoeveel heb je er zelf vermoord, Carl?’ Ze gebruikte voor het eerst zijn voornaam. De haat gaf hen een gedeelde intimiteit.
‘Ja, ik heb mensen vermoord, Martha – maar dat was in oorlog. Orla was niet in oorlog,’ zei hij. ‘Een sukkelaar in een moeras in Søborg is geen vijand die je hoeft te doden. En al helemaal niet op die wijze.’
Lang was het stil in de kamer.
‘Ik begrijp niet hoe dit op gang is gekomen,’ zei hij uiteindelijk, alsof de vraag in een nieuwe variant een antwoord zou opleveren.
Toen ging hij weer en de deur sloeg dicht in de hal.
Geen van beiden had gedag gezegd.
Ze stak nog een cigarillo op en staarde in de blauwe rook. In haar dromen zouden ze haar begraven met hun blik op haar gericht. Kinderen in lange gelijke rijen van ongeveer tienduizend elk. Ze wist dat het te laat was om te ontsnappen. Het Duister had zich letterlijk onder haar geopend.
De kleine blauwe olifantjes zouden over het fijne rag lopen, en ze zou het niet zien scheuren voordat ze naar beneden zou vallen, steeds verder omlaag. Het web, dat alles moest houden, zou zich openen en het Duister eronder zou haar graf worden.
Daar kon ze zich best mee verzoenen. Geen liedje duurt natuurlijk eeuwig, ongeacht wat ze de kleintjes had wijsgemaakt.
Het mocht alleen niet nu op dit moment gebeuren.
*
Orla Berntsen wendde zich tot zijn minister, en zag de gladde, bijna vrouwelijke kenmerken voor het eerst de sporen aannemen van de grofheid die er altijd vlak onder had gelegen.
De schok over de onthullingen van de afgelopen dagen was zo heftig geweest als een onverwachte omhelzing van een vreemde, en het had een vreemde ongemakkelijkheid tussen hen veroorzaakt. De angst was naar het ministerie van Nationale Zaken gekomen – bij wijze van spreken per post afgeleverd – waar het langzaam onder de huid van de machtige man was geslopen en zijn gelaatstrekken had veranderd, ja, zelfs zijn hele uitstraling.