En toen ging alles toch nog mis.
Lykke Almind-Enevold weigerde voor eens en altijd te adopteren en kreeg vervolgens een acute zenuwinzinking. De jonge jurist durfde haar niet nog meer onder druk te zetten of haar te verlaten omdat hij daardoor naar buiten toe als een tweederangs pummel zou overkomen, zonder het voor een politieke carrière benodigde moreel.
Het was in de dagen tussen kerst en Nieuwjaar 1961 dat Ole Almind-Enevold Magna de fatale beslissing van zijn vrouw mededeelde.
Mijn pleegmoeders schok blijkt overduidelijk uit het Protocol van Kongslund: Zoals ik diep vanbinnen waarschijnlijk altijd heb gevreesd, heeft Lykke nu nee gezegd en dit brengt ons in een verschrikkelijke situatie. Ole smeekt me zijn zoon te mogen zien, maar ik weiger dit, zoals ik steeds heb gedaan. Nu blijkt hoe wijs het was om hem nooit het juiste kind aan te wijzen. De jongen die de naam ‘John Bjergstrand’ draagt, moet voor iedereen worden verborgen. Voor altijd.
Ze heeft de naam tussen aanhalingstekens geplaatst, natuurlijk. Want er bestond noch toen noch nu een John Bjergstrand. Hij kwam alleen voor in Gerda’s correctie in een doopakte.
In die tijd, die de moeilijkste en gevaarlijkste van hun leven was, zaten de twee vrouwen op Kongslund met een jongetje dat – als ze hun eigen vervalste papieren lieten zien – de zoon van een moordenares was. Dat had Ole natuurlijk van tevoren al geweten, en hij zou na de adoptie gewoon de papieren hebben weggegooid en zijn contacten bij de overheid het verloren document laten vervangen door een nieuw – met een nieuwe naam. Maar een geheel nieuw en verantwoordelijk adoptiegezin zou ongetwijfeld meer informatie eisen en proberen om dieper in de achtergrond van het kind te duiken. Dat mocht niet gebeuren. Dat risico konden Magna en Gerda nooit lopen.
Er is een bewakersgezin dat een aanvraag voor adoptie heeft ingediend, maar we hebben gezegd dat het niet de juiste sociale klasse heeft om goedkeuring te verkrijgen, schreef Magna onder het kopje ‘maart 1962’ (zij zette anders maar zelden een datum bij haar notities).
Gerda is van mening dat dit onze grote kans is.
Enkele weken later kwam de beschrijving van de oplossing waar Gerda in die tijd mee kwam: Alles is gegaan zoals ze voorspelde. De familie heeft ermee ingestemd om discretie in acht te nemen, zowel omwille van de jongen als voor hun eigen bestwil. Een bewakersgezin uit een slechte buurt in Nørrebro zou nooit worden goedgekeurd voor adoptie in onze normale procedure. Toen de man mij vroeg naar de papieren over de achtergrond van het kind en de doopakte, was mijn eerste impuls hem dit te weigeren, maar Gerda bracht mij op andere gedachten. Ik vertelde hem dat hij de papieren moest verbranden, zodra ze er zeker van waren dat er niets mis was met de jongen, en dat heeft hij beloofd. Maar Gerda zegt dat hij ongetwijfeld de doopakte zal houden, want zo zitten mensen als deze wachter in elkaar. Dat kan ons goed uitkomen, meent Gerda. Als iemand op een dag knap genoeg is om het spoor van Eva’s kind te volgen, zullen ze uiteindelijk hier uitkomen, bij een bewakersgezin aan de Meinungsgade, en dan zal de doopakte, zoals die oorspronkelijk bedoeld was, de jongen identificeren als kind van Eva – en daarmee haar echte kind volledig verbergen.
Een laatste, diep verankerde verzekering.
Gerda’s sluwheid en haar vermogen om op zelfs de vreemdste patronen te anticiperen, vervulde mij met zowel ontsteltenis als bewondering. Hoe kon een vrouw die nooit in staat was geweest een leugen over haar lippen te krijgen, in het geheim zulke frauduleuze plannen maken?
Een pagina verderop had Magna genoteerd: Ze hebben gezegd dat ze de jongen Nils zullen noemen, en dat ze zijn achtergrond willen vergeten, voor ieders bestwil. Gerda is eindelijk tevreden. ‘John Bjergstrand’ is eindelijk verdwenen, helemaal, alsof hij nooit heeft bestaan.
En toen had ze eraan toegevoegd: En dat heeft hij ook niet.
*
Al in januari 1962 begon de jonge jurist Ole Almind-Enevold de vijf jongens van de Olifantjeskamer aan een onderzoek te onderwerpen om zijn zoon te vinden. Hij moet bijna wanhopig zijn geweest vanwege Magna’s hardnekkige weigeringen.
Ik kan me zijn en Carl Malles overwegingen voorstellen, zoals ook aangetoond door het latere verloop – en door Almind-Enevolds bekentenis in het ministerie toen Nils Jensen uiteindelijk aan hem werd voorgesteld als zijn zoon.
De twee oude kameraden moeten bijna onmiddellijk juist Nils hebben uitgesloten, omdat ze er absoluut van overtuigd waren dat Magna Eva’s risicovolle kind nooit door een arbeidersfamilie in een achterbuurt zou laten adopteren. Ze hadden helemaal het belang van juist deze specifieke dekmantel over het hoofd gezien.
Aan het andere sociale uiteinde waren ze ook geneigd Peter uit te sluiten, omdat diens adoptieouders uit een zeer voornaam en intellectueel geslacht kwamen. Bij Moederhulp probeerden ze altijd omwille van het kind zogenaamde overmatching te voorkomen, bijvoorbeeld dat kinderen die in de onderklasse geboren waren uit een ongeschoolde moeder – en waarvan kon worden aangenomen dat ze waarschijnlijk minder begaafd waren – opgroeiden bij veel intelligentere ouders.