Ik hield van haar vanaf het eerste moment, schreef ze.
Die vertrouwelijke mededeling toonde met alle helderheid die je maar kunt verlangen hoe de verwachting van de reparateur met betrekking tot de nieuwe gigantische uitdaging een nog sterkere partner kreeg op het moment dat ze het kind in de wieg zag liggen: een plotseling en diep moedergevoel dat decennialang had liggen sluimeren.
Tezamen moesten die twee gevoelens onoverwinnelijk zijn: de Moeder en de Reparateur.
Ik herinnerde me dat Gerda me ooit eens had verteld (waarschijnlijk na een van mijn vreemde, maar indringende vragen die ze niet kon ontlopen, dat mijn pleegmoeder zichzelf had ontzegd een gezin te stichten en kinderen te krijgen, omdat dat niet verenigbaar was met haar werk als beschermster van alle kinderen van kindertehuis Kongslund. In haar eentje had ze geen enkele mogelijkheid om het moederschap te bereiken, want het was immers in een tijd – zoals Orla’s geschiedenis ten overvloede uitwees – waarin iedere alleenstaande moeder werd gezien als onverantwoordelijk en op zijn zachtst gezegd ontaard. En een dergelijk oordeel mocht Kongslunds directrice natuurlijk niet treffen.
De volgende aantekeningen zijn duidelijk enkele weken na de gebeurtenissen geschreven die tot in detail werden weergegeven – en dat verwonderde me niet. Iedereen zou tijd nodig hebben om bij te komen van wat er nu gebeurde en wat een directe uitloper was van Magna’s beslissing daar op de kraamafdeling.
Het was Gerda’s plan, dat we de volgende dagen ten uitvoer brachten, en zonder haar aandacht voor detail was het nooit gelukt. Het was duidelijk dat als we het kind wilden redden, we het volledig moesten verbergen voor Ole en diens altijd bereidwillige helper, Carl. Het was moeilijk, want we kenden hun sluwheid en cynisme maar al te goed uit het verzet.
Ik leunde achterover in de stoel van Magdalene en zag de twee vrouwen voor me. Geconcentreerd, zeker van hun zaak.
Eerst hebben we het kind in de kerk van het Rigshospital gedoopt – deels omdat het personeel geloofde dat mijn kleine meisje er zo slecht aan toe was vanwege haar gebreken, dat ze ons zou kunnen komen te ontvallen – deels omdat Eva dat had geëist – maar in de eerste plaats omdat de geboorteakte het belangrijkste deel van de dekmantel werd, die Eva’s kind voor altijd voor de biologische vader verborgen zou houden. Het was Gerda’s resolute optreden dat ons gered heeft.
Hier probeerde ik om de tekst extra langzaam en uitvoerig te lezen. Om niet iets belangrijks over het hoofd te zien, maar ook omdat ik bang was voor elke onthulling uit het waargebeurde verhaal van mijn leven in elke nieuwe regel. Mijn hart sloeg soms zo hectisch dat mijn vingers de oude bladzijden nauwelijks stil konden houden. Ik voelde met beangstigende helderheid waar het heen zou gaan.
Eva had me uitdrukkelijk laten beloven dat haar kind Jonna zou worden gedoopt, als het een meisje was, en John, als het een jongen was. Ze had erin toegestemd dat ze zelf geen enkele informatie over het kind zou krijgen, zelfs het geslacht niet, want dat zou haar afscheid nog zwaarder maken en het gemis nog groter. En dat was natuurlijk hoe Gerda het idee voor de verwisseling kreeg.
Ik stopte nog een keer met lezen en sloot mijn ogen. Het Protocol schudde weer in mijn handen alsof het hele boek was uitgerust met een klein onzichtbaar motortje. Nu zou de ultieme en onvermijdelijke waarheid na bijna een heel mensenleven Kongslund eindelijk bereiken – de voordeur wijd opengooien, doelbewust door de hal en de brede trap op sjokken, langs de dame in het groen, naar de Koningskamer, waar ik in mijn eentje zat met mijn uitzicht op de Sont en Hven, met gesloten ogen.
Ik deed ze weer open en bladerde naar een nieuwe pagina en registreerde tot mijn verrassing (en ontzetting) dat mijn pleegmoeder de gewiekste invallen van de twee vrouwen in die tijd met een soort trots beschreef die ze moeilijk te verbergen vond: We doopten haar Jonna Bjergstrand, zoals we hadden beloofd, en dat was de naam die in het doopregister van de kerk van het Rigshospital werd ingevoerd. Enkele dagen later kregen we de doopakte toegestuurd, en voor Gerda, van wier artistieke vaardigheden alle kinderen van de Olifantjeskamer generaties lang hebben kunnen genieten, was het een fluitje van een cent om de verwisseling te voltooien. Ze verlengde eerst het streepje van de eerste n tot een h – en wiste vervolgens de laatste a uit met witte pastelkrijt – waarna ze er een fotokopie van had gemaakt en het origineel had weggegooid.
Zo simpel was het. Jonna was in John veranderd. Ik herinner me nog hoe tevreden Gerda me aankeek toen ze me het resultaat liet zien: John Bjergstrand. Het was net tovenarij. We hadden een klein meisje uitgewist en haar vervangen voor een jongen. Het uiteinde van de h leek wel wat op een slurfje.
Ik was geschokt. Ik stond op van de tafel en haalde mijn exemplaar van de vervalste doopakte erbij en bestudeerde deze nauwgezet. Er bestond geen twijfel. Er was inderdaad een lichte extra spatie tussen de voornaam John en de achternaam Bjergstrand daar waar de a had gestaan, maar dat spoor was zo klein – minder dan een millimeter – dat het natuurlijk nooit ontdekt was, noch door de bewaker, die altijd tegen het licht knipperde, noch door de rest van ons, die veel te opgewonden waren geweest door de vondst van de akte om een eenvoudige controle-check uit te voeren.