‘Ik wist dat het zou komen... en ik had besloten dat ik het zou verbranden,’ fluisterde ze tussen het beven door. ‘Maar... ik durfde het niet... Magna...’
‘Magna zou het gewild hebben,’ zei ik onbarmhartig. Die opmerking was wel een beetje grof.
Gerda Jensen viel zonder verdere aankondiging flauw, maar ik wist dat ze bij zou komen zodra ik weg was. Ze was net zo taai als ze slim was.
Later die avond belde Knud Tåsing naar Kongslund, haast als ritueel.
Hij had maandenlang om de andere dag gebeld om te horen of er ook ‘nieuwe ontwikkelingen’ in de zaak waren.
Wat hij bedoelde, was natuurlijk: Is er nog post gekomen?
Ik had begrepen dat hij niet langer onvoorwaardelijk in zijn eigen voorspelling geloofde, dat het Protocol op natuurlijke wijze in mijn handen zou belanden – en daarna bij hem. Hij begon zo zachtjesaan te denken dat zijn theorie met betrekking tot Magna’s duistere plan toch onjuist kon zijn, en dat ze het geheime boek nooit naar een overleden vrouw op een afgelegen continent had gestuurd in de hoop dat het retour kwam wanneer alle drukte geluwd was.
Of dat het Carl Malle en Ole Almind-Enevold op de een of andere manier gelukt was om de zending te onderscheppen toen deze terugkwam naar Denemarken – hoewel Knud Tåsing met al zijn ervaring en zijn uitgebreide netwerk er niet achter kon komen wanneer of hoe.
Over de telefoon vertelde hij me dat Orla en Severin meerdere doodsbedreigingen hadden ontvangen op hun nieuwe advocatenkantoor – en paradoxaal genoeg waren die afkomstig van beide zijden van het verhitte debat over vluchtelingen en immigranten, dat het ministerie van Nationale Zaken en Channel dk gedurende een decennium hadden verheven tot het belangrijkste van de natie. Beide mannen werden nu beschuldigd van ideologisch hoogverraad door hun ‘achterban’ vanwege hun nieuwe partnerschap. Er was zelfs een dreigbrief gekomen waarin Orla’s ronde gezicht was uitgeknipt en geplakt boven het lichaam van de terechtgestelde Che Guevara, op een brits in een hut in Bolivia. Het verband was niet helemaal duidelijk, maar de politie had tot Knuds vermaak Orla Berntsen van een lijfwacht van pet voorzien. De voormalige stafchef woonde nu weer in Gentofte bij Lucilla, terwijl Severin in Søborg woonde – in de oude kamer van Hasse.
Nils Jensen had iedereen al een hele tijd niet meer gezien, ook Tåsing niet. Hij was op reportage naar ‘een ander continent’, zoals zijn vader het had uitgedrukt – zonder er meer over te willen zeggen.
Knud Tåsing op zijn beurt twijfelde er niet over: ‘Hij is naar Australië,’ zei hij. ‘Hij probeert een spoor van zijn moeder te vinden – Eva Bjergstrand. Hij zal er een mooier verhaal vinden dan dat wat Almind-Enevold hem kon bieden met al zijn cynisme en machtswellust.’
Ik kon merken dat het de verslaggever op leeftijd nog steeds dwarszat dat hij geen minister-president had omvergeworpen – zoals alle journalisten dat diep vanbinnen willen – nu hij zo’n unieke kans had gehad. En die spijt groeide zonder enige twijfel naarmate de tijd verstreek. Ik besefte dat de mogelijke bemachtiging van het dagboek zijn verborgen agenda was geweest toen hij de Absolute Koning in eerste instantie liet gaan. De inhoud van deze aantekeningen werd niet noodzakelijkerwijs gedekt door de belofte van eeuwig stilzwijgen, die hij zo edelmoedig had afgegeven aan zijn oude aartsvijand – en Nils Jensen. Geen van de media had in de afgelopen periode de voormalige topreporter een nieuwe baan aangeboden, en een grote onthulling op basis van het oude Protocol was waarschijnlijk zijn laatste kans op eerherstel.
Hij vroeg naar Asger, en ik verkoos erover te liegen om niet het verdriet te verraden dat ik had gevoeld toen ik voor het laatst met de rijzige astronoom sprak die ondanks alles mijn geheime uitverkorene was geweest tijdens een groot deel van mijn jeugd.
Nu kan ik best verklappen dat hij Susanne een keer per week opzoekt, van zaterdag tot zondag, en af en toe neemt hij ook de tijd om mij in de Koningskamer op te zoeken.
Hij komt niet als aanbidder, maar als trooster. Hij komt altijd bij daglicht en vertrekt altijd tijdig, voordat het donker wordt.
Ik kan nog steeds de waakzaamheid voelen die is ontstaan in de dagen waarin mijn leugens werden ontmaskerd – zowel die over de echte datering van de brief – als ook die over mijn ontmoeting met Dorah Laursen op Helgenæs. Asger had geen woord geloofd van de verklaringen die ik had gegeven. Dat wist ik net zo zeker als dat ik begreep dat ook hij nooit zijn vermoeden met de anderen zou delen. Maar ik denk dat het deze onaangename kennis over mijn onverklaarbare bedrog was die hem uiteindelijk mijn kamer uit dreef, ondanks onze gezamenlijke fascinatie voor God en het Lot – en de sterren – en niet te spreken over het ons allemaal voor de gek houdende elektron in de grote lege ruimte daar binnen in het oer-atoom.