Ik zette de tv in de tuinkamer uit en liep woedend de trap op naar de Koningskamer. Hier opende ik de lade naar de geheime ruimte en nam het boek eruit dat Magna had nagelaten – en waarvan ze nooit had gewild dat een levend wezen het zou zien.
Ik wil niet onder stoelen of banken steken dat het me een persoonlijke voldoening geeft dat ik (slechts een amateur) zowel de journalist als de veiligheidschef te slim af was geweest en bovendien alle politieagenten die zo fanatiek op zoek waren naar Martha Louise Ladegaards laatste zending – het pakketje waarvan de Oceka-kruidenier had gezegd dat het onderweg was naar een adres in Australië, en dat het het Protocol van Kongslund bevatte.
Natuurlijk was het mij uiteindelijk gelukt – zij het met enige moeite – om mijn pleegmoeders laatste zet uit te rekenen. Ik had immers in haar huis gewoond, als haar uitverkorene, drie decennia lang voordat ze met pensioen ging. In tegenstelling tot de getrainde jagers Carl Malle en Knud Tåsing kon ik me inleven in de gedachten die door haar hoofd moeten zijn gegaan toen ze het besluit nam het kostbare boek het land uit te sturen, buiten het bereik van de achtervolgers. Ze zou met al de ervaring die ’s werelds grootste reparateur van mislukte levens kenmerkte, ook de moeite nemen om rekening te houden met haar eigen dood – hoewel ze vast een onschuldige fresiastengel een extra krachtige klap had toebedeeld bij de gedachte alleen al.
Dat was de gedachte waar mijn twee concurrenten nooit op zouden komen.
Mijn pleegmoeder zou rekening houden met zelfs de onwaarschijnlijkste en ongunstigste ontwikkeling – want ze zou nooit willen riskeren dat het Protocol in het geval van haar eigen heengaan op de verkeerde plek belandde. Hetzij bij Ole Almind-Enevold en Carl Malle – hetzij bij persmensen als Knud Tåsing en Peter Trøst – of zelfs bij haar merkwaardige pleegkind.
Het ministerie en de politie hadden ongetwijfeld de relevante postkantoren in de gaten gehouden, toen ze naar het pakketje op zoek waren waarvan iedereen zeker was dat het retour zou komen uit het land aan de andere kant van de wereld. Maar ze hadden al deze maanden naar het verkeerde adres gekeken op de internationale pakketten die ze doorzochten, en ze hadden zich bovenal gefocust op de verkeerde naam. Ik had als enige begrepen welke afzender Magna achter op het pakje had geschreven toen ze dat het land uit stuurde; het was haar enige optie, de enige persoon op wie ze überhaupt durfde te vertrouwen in deze wereld – natuurlijk: Gerda Jensen.
De rest van mijn zoektocht was eenvoudig. Ik zocht Gerda op toen er precies drie maanden verstreken waren nadat het Protocol was verdwenen. Dat moest genoeg tijd zijn voor de posterijen in Australië om te constateren dat de geadresseerde niet bestond – en het pakketje retour te sturen.
Ze opende de deur pas toen ik geruime tijd op de overloop had gewacht, en ik voelde hoe nerveus ze was, net als de vorige keer dat ik haar had bezocht.
‘Je hebt een pakketje ontvangen met het Protocol van Kongslund erin,’ zei ik, zonder omwegen, nog steeds op de mat staand.
De tengere vrouw knikte meteen, en dat was toch een snellere bekentenis dan ik had verwacht van zelfs de eerlijkste mens.
‘Het behoort rechtmatig aan mij toe,’ zei ik. ‘Want ik ben Magna’s erfgename.’ Ik stapte de hal in, en ze begon te beven, zelfs vóórdat ik mijn pleegmoeders naam had genoemd. Aanvankelijk een klein beetje, toen steeds meer – en uiteindelijk volledig ongecontroleerd.
Ik hielp haar de woonkamer in naar de blauwe bank waarop we samen gezeten hadden, de laatste keer dat ik haar had bezocht. ‘Het betekent alles voor mij,’ zei ik, en mijn toon was geruststellend bedoeld, maar had precies het tegenovergestelde effect. In haar hernieuwde trilaanval voelde ik een eigenaardige angst die zich vanuit haar lichaam naar dat van mij verplaatste en dat was allesbehalve een aangenaam gevoel.
Ik begreep het niet helemaal. Hoe kon de overhandiging van een boek met beschrijvingen van het indrukwekkende leven en de werken van Magna zo beangstigend zijn?
Wat stond erin? Voelde ik daar al een beginnende angst opkomen?
Maar ik was volhardend: ‘Ik heb het recht om te weten wat er in dat boek staat,’ zei ik.
Ook deze boodschap riep geen andere reactie op dan een hernieuwd beven en ik stond op en liet haar alleen achter op de bank.
Het Protocol lag op haar nachtkastje. Ik nam het mee naar de woonkamer en vroeg: ‘Heb je het gelezen?’
‘Ja.’ De meest loyale en rechtlijnige persoon die moeite zou hebben met liegen, zelfs als het van levensbelang was, had vanwege de oudste reden in de wereld – een onbedwingbare nieuwsgierigheid – Magna’s vertrouwen geschonden. Ik stond op het punt om te lachen, maar dat zou haar waarschijnlijk nog meer hebben verschrikt, en ik wilde niet dat ze voor mijn ogen zou bezwijken.