Voor een keer antwoordde Carl Malle niet. Zijn ogen waren geheel uitdrukkingsloos, en ik kon niet zien of Knud in de roos had geschoten.
De journalist veranderde van onderwerp: ‘Hadden jullie iets met de dood van Eva in 2001 te maken?’
Ole Almind-Enevold kneep zijn ogen samen. Hij zag er oprecht geschokt uit.
‘Nee... we hadden helemaal geen idee dat ze hier was.’
‘En Magna... dat was gewoon nog een mysterieus sterfgeval...?’ De vragen van Knud Tåsings hingen beschuldigend in de lucht.
‘Denk eens na.’ De nieuwe minister-president keek boos naar zijn ondervrager. ‘We hadden totaal geen reden om Magna te vermoorden. Zij was immers de enige die zou kunnen... die mij informatie zou kunnen geven over mijn zoon – als ze daar op een dag toe zou besluiten.’
Hij had niet een keer tijdens het gesprek naar Nils gekeken. Hij had een zoon gekregen, en hij had een zoon verloochend – in minder dan een minuut.
‘En Dorah... die oude vrouw op Helgenæs?’
De Absolute Koning zag er haast verbijsterd uit: ‘Dorah...?’ vroeg hij.
De oud-politieman gebaarde afwerend met zijn hand. ‘Ik weet wel over wie jullie het hebben. Wat is er met haar?’
‘Zij was het derde... onverklaarbare... sterfgeval. En jij bent met haar in contact geweest, Malle – kort daarvoor – om haar ervan te weerhouden met ons te praten. Dat vertelde ze me.’
‘Denk nou eens na, Tåsing. Ik wist niet eens dat ze dood was. En wat voor belang zouden we daarbij hebben? Ze kon nog niet eens haar eigen schaduw vinden als ze het probeerde. Maar ze veroorzaakte verwarring en dat stoorde het onderzoek, en daarom vroeg ik haar om haar kop te houden. Maar dan op een nette manier. Niet door haar van de keldertrap te duwen.’
Knud Tåsing moest even nadenken over deze verklaring, en ik kon zien dat hij niet wist hoe hij die moest weerleggen. Natuurlijk kon de oude dame gewoon van de trap zijn gevallen, na haar evenwicht te hebben verloren. Dat overkwam zelfs gedrongen, alledaagse types als zij.
‘En wat is nou de tweede voorwaarde?’ Carl Malle maakte een soepele overgang naar het laatste, meer praktische deel van de bijeenkomst.
Knud Tåsing besloot blijkbaar de drie doden te laten voor wat ze waren. ‘Jullie moeten het rol-wetsvoorstel tegenhouden,’ zei hij. ‘Deze hele krankzinnige zaak mag in geen geval uitmonden in een absurde beperking van het recht van vrouwen om over hun eigen leven te beschikken.’
‘Over het leven van anderen...’ De Absolute Koning schreeuwde de laatste twee woorden haast.
‘Maak een einde aan die wetgeving, Ole, of wij maken een einde aan je carrière. En je weet dat we dat kunnen. Het is anders heel mooi... je nieuwe kantoor.’
Ik kon Almind-Enevold in shock in zien storten, voor een keuze gezet die hij nooit voor mogelijk had gehouden. Heel het nobele motief voor zijn levenslange ambitie om het hoogste ambt van het Rijk in te nemen werd in deze seconden onder hem weggeschoten.
‘Het is oké.’ Carl Malle gebruikte het woord van de nederlaag voor de tweede keer, en ik durfde om de een of andere reden op dit moment niet naar de Absolute Koning op te kijken. Het was haast alsof je medelijden met hem moest hebben, of alsof ik bang was voor een dergelijk gevoel – maar dat was natuurlijk absurd.
Knud Tåsing legde zijn laatste voorwaarde voor, en deze paste in een enkele korte zin.
Ook deze keer was er geen aarzeling. Oké. Het nederlaagwoord kwam voor de derde keer voorbij, en weer was het Carl Malle, die de toezegging gaf. Ik voelde dat de voorwaarde die daarmee ingewilligd werd de oude veiligheidschef alleen maar vreemd amuseerde – ook al probeerde hij dat natuurlijk te verbergen.
Gedurende de hele bijeenkomst had ik geen woord gezegd.
We verlieten het ministerie, in ganzenmars, licht voorovergebogen als de drie leden van het oude Scandinavische film-triumviraat, de Olsenbende. Knud Tåsing miste alleen nog de stukgekauwde sigaar in zijn mondhoek, maar hij stak in plaats daarvan een mentholsigaret op.
‘Hoe wist Carl dat ze van de keldertrap was gevallen...?’ vroeg ik.
De andere twee keken heel even niet-begrijpend naar me – ze waren blijkbaar heel ergens anders met hun gedachten – en ik liet het erbij.
Langs de grachten waren ze bezig met het bouwen van hoge goud- en zilverkleurige tribunes. De oude minister-president die was opgedirkt en in een chique cederhouten kist was gelegd – al dan niet een sarcofaag van Egyptische glorie – moest in totaal zeven keer om Slotsholmen worden rondgereden vóór de laatste herdenkingsplechtigheid in Prins Jørgens Gård.
Het zou een feest worden zonder weerga.
Ik haalde diep adem, en ik voelde dat Knud en Nils hetzelfde deden. We hielden een taxi aan op de Børsbrug en reden terug, langs de Strandvej, naar Kongslund.