Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(270)

By:Erik Valeur


Ik dacht er een paar seconden over na. ‘Ze kan zich natuurlijk onder druk gezet hebben gevoeld – of gedwongen...’ Ik keek naar Nils, wiens bestaan ik volledig veranderd had.

‘Je vader was misschien niet het type waar je tegenin wilde gaan, toen hij jonger was, en hij trok immers aan het langste eind. Ze hadden de onwettige procedure al in gang gezet.’

Nils Jensen – John Bjergstrand – zei niets. Ik ging ervan uit dat hij het ermee eens was.

‘Maar waarom zich daar dan niet tegen beschermen...? Waarom niet een andere familie vinden die gemakkelijker te manipuleren was...?’ bracht Knud Tåsing ertegenin.

Niemand zei iets. Niemand had een antwoord.

‘Hij heeft de geboorteakte dus bewaard. Waarom?’

Lange tijd was iedereen in de tuinkamer stil. Dus zei ik – omdat de anderen het moesten weten, of ze het nou zouden begrijpen of niet: ‘Omdat hij instinctief begreep dat het vernietigen van die laatste kennis over de herkomst van een kind de grootste zonde is die een mens kan begaan.’

Iedereen keek me aan. Niemand sprak. Het was lange tijd stil.

Uiteindelijk wendde Asger zich tot Nils: ‘Jij bent in ieder geval de zoon van een minister. Die nu de machtigste man van het Rijk is!’

Die opmerking werd geplaatst met een beetje onkarakteristiek gebrek aan medeleven, en ik kon zien dat het de fotograaf, die net een verleden had ontdekt dat niemand voor mogelijk had gehouden, kwetste. Hij zat daar voor een keer zonder ook maar een van zijn geliefde apparaten over zijn schouders hangend, en met de handen gevouwen in zijn schoot. ‘Ja,’ zei hij. ‘Maar ik wil niet dat dat naar buiten komt. Ik wil niet bekend komen te staan als zoon van haar – noch van hem.’

Knud Tåsing knikte. Hij keek alweer zo zelfverzekerd en tevreden als we van hem gewend waren geraakt in de afgelopen dagen. ‘Nee, dat is begrijpelijk. Dat hadden we ook niet verwacht. En daarom heb ik een plan,’ zei hij.

Hij vertelde ons wat hij bedacht had.

En we stemden ermee in, zonder uitzondering, omdat er alleen nog die mogelijkheid over was als we nog steeds eensgezind tegenover de echte schurk in de Kongslund-affaire wilden staan – en het redden – een voor allen en allen voor een.



*



Opnieuw bleef Asger Christoffersen achter toen de anderen weg waren gegaan, en we kozen er opnieuw voor om de dag af te sluiten op de Koningskamer met uitzicht op de Sont en Hven.

Ik was zoals gebruikelijk een beetje nerveus in zijn aanwezigheid, maar hij leek het niet op te merken.

‘Hij geloofde niet in het grote toeval,’ zei hij peinzend, ‘en hij geloofde er al helemaal niet in dat God dobbelde.’ Asger had zijn diepste gedachten verwoord.

Ik begreep dat hij het weer over Einstein had en diens beroemde dispuut met de Deense atoomwetenschapper Nils Bohr, en ik voelde weer dat er iets was wat hij wilde zeggen – zonder dat hij het echt onder woorden kon brengen.

‘Marie, als ’s werelds meest briljante wetenschapper, Albert Einstein, het mis kan hebben, dan kunnen alle wetenschappers het mis hebben – en dan kan het net zo goed zijn dat Einstein uiteindelijk toch gelijk had. Dat is best een fascinerende gedachte, niet? De mogelijkheid van de perfecte symmetrie, een volledig foutloze legpuzzel waarbij alle elementen kunnen worden berekend, verklaard en voorspeld.’

Gelukkig probeerde hij me niet weer aan te raken.

‘Andromeda.’ Dat negenletterige woord werd ietwat dromerig en iets somberder van klank uitgesproken dan de vorige woorden. Misschien moest hij, onbewust, aan ufo-Ejnar denken en diens laatste reis naar de bodem van het lege, donkere hol in het bos, onder de bomen bij Moesgård. ‘Hoe komt het dat de wonden die je zo vroeg in het leven oploopt, niet op den duur verdwijnen? Of ze nu door mishandeling, vernedering, of eenzaamheid komen.’

Zijn abrupte wisseling van onderwerp deed me denken aan mijn eigen talent om langs mensen heen te praten, en ik kon niet zien wat Andromeda met de vroegste jeugd en het verraad van zijn ouders te maken had.

‘Dat komt omdat die gebeurtenissen nooit tot wonden of littekens worden, maar tot kleine delen van jezelf als mens. Ze zitten in je net als lichaamsdelen die een heel klein beetje misvormd zijn. Ze zijn niet zichtbaar voor het blote oog, maar ze beïnvloeden toch al je bewegingen en alles wat je zegt en doet – tot aan de dag van je dood.’

‘Dus net als mijn voeten die scheef staan – ook al zijn ze allang genezen verklaard door de artsen?’ antwoordde ik, licht spottend. Het was me nog nooit gebeurd dat ik op een plek belandde die ik niet had zien aankomen.

‘Ja.’ Asger lachte zonder de ironie te bemerken. ‘En net als mijn heup, die allang geheeld is, maar mij nog steeds doet hinken als ik ook maar enigszins moe wordt.’