‘Heb jij de vogels losgelaten?’ Op dat moment keek Anton net zo hulpeloos als op die dag op de binnenplaats toen zijn vrouw hem mededeelde dat ze zwanger was en dat het het beste zou zijn om Susanne weer terug te brengen. Maar in plaats van dat de schok hem die karakteristieke vluchtmanoeuvre in deed drijven, zoals Susanne zo vaak had gezien – en zijn lichaam deed verlaten totdat de spreker verdwenen was en zijn vervelende boodschap met zich mee had genomen – bleef hij zitten en greep zijn vrouw hard bij de pols. Heb jij de vogels losgelaten?!
‘Ja,’ zei Susanne vanaf de andere kant van de tafel. ‘Toen haar favoriet, Aphrodite, stierf, heeft ze op een verschrikkelijke manier wraak genomen op ons allemaal – en strafte tegelijkertijd zichzelf. Zo zou een eerstejaars psychologiestagiaire op Kongslund het geval uitleggen.’
Josefine staarde naar beneden naar het tafelkleed en naar de plek waar haar bord had gestaan.
‘Ik denk dat Samanda heeft ontdekt dat jij het was... Ze heeft het aangevoeld. En toen is ze echt bang geworden. Ik denk ook dat ze je andere geheim heeft ontdekt, moeder – dat wat ik altijd heb geweten.’
‘Geheim?’ Dat was Anton weer.
‘Dat Samanda niet jullie beider kind was. Ze is alleen het jouwe – hè, mama?’
Er was een moment van absolute stilte, waarin je slechts de wind in de eikenkronen rond het meer kon horen – toen slaakte Josefine een luide schreeuw en rukte haar arm los uit Antons greep, en die abrupte beweging deed alle glazen op de tafel omvallen.
Anton reageerde helemaal niet in dat verschrikkelijke ogenblik. Misschien had hij op dat moment zijn vrouw en dochter toch nog verlaten en hing hij veilig een stukje boven de binnenplaats naar hen te kijken. Of misschien lukte het hem niet te spreken vóór zijn vrouw.
‘Ja,’ zei Josefine, en haar stem was krachtiger dan die in jaren had geklonken. ‘Ja... Ze had geraden dat ik die vogels had losgelaten. En toen heb ik haar alles verteld. Hoe haar vader en zus zich verkneukeld hadden over Aphrodites verschrikkelijke ziekte en haar mee het bos in hadden genomen om haar de nek om te draaien en in een gat te gooien waar niemand haar ooit nog weer zou vinden. En toen moest ik haar wel geruststellen – door te vertellen dat ze geen familie van jullie was...’
‘Je vertelde Samanda dus waarom je van haar hield – en niet van mij.’
Josefine boog haar hoofd iets bij deze plotselinge, nuchtere uitspraak – ongeveer alsof ze een reverence maakte in een zittende positie – maar haar stem was luid en verbazend helder: ‘Ik zou met hem meegegaan zijn,’ zei ze.
‘Je zou zijn meegegaan met hem die je ooit liefhad, maar je hebt het niet gedaan.’
‘Ik heb Samanda alles verteld... dat ze waarschijnlijk niet... dat ze niet degene was die ze dacht. En dat ik met haar echte vader was meegegaan, als we niet... als we...’ Ze stopte.
‘Als je ook maar een beetje moed had gehad,’ zei Susanne.
Josefine begon te huilen.
Anton zat daar zonder zich te verroeren. Zijn gezicht was volledig bewegingloos op dat moment.
Susanne kwam overeind. ‘Wat een leven. Eerst breng je Samanda ter wereld op basis van een leugen, als een geheime liefdesbaby, en dan jaag ik haar de stuipen op het lijf met mijn vernielingen en mijn verhalen over het meer op varen, en dan heeft ze nog een moeder die haar vertelt dat ze niet... de dochter is van haar eigen vader, maar van heel iemand anders – een charlatan en globetrotter die er allang weer vandoor is en nooit meer terugkomt. En die je nog niet eens tot het tuinhek durfde te volgen...’
Josefine reageerde met een gejammer dat iets luider was dan het eerste.
‘En ze had een vader die nooit heeft begrepen wat er gaande was.’ Dat was Anton, die op miraculeuze wijze terug was gekomen in zijn aardse omhulsel en zich tot zijn vrouw wendde met een kilheid die niemand aan de bedachtzame man, die de standvastige pijler van de vijfde generatie op Bakkegården was, zou hebben toegeschreven.
‘Ik zou met hem meegegaan zijn,’ fluisterde Josefine.
Susanne deed een stap dichterbij en boog zich helemaal voorover naar haar moeders gezicht. ‘Ben je met opzet zwanger geworden, mam?’
Voordat iemand een antwoord kon horen, stond Anton op van tafel. ‘Ik kan hier niet blijven.’ De vijf woorden kwamen langzaam, met een kleine aarzeling op elke lettergreep, maar toch zo duidelijk dat iedereen kon horen dat het een besluit was waar nooit meer op teruggekomen zou worden. Hij wilde niet meer tegenover zijn vrouw zitten, zelfs niet in ononderbroken stilte.
Josefine had die laatste vraag nooit beantwoord, vertelde Susanne mij later.
Ze bleef alleen aan de tafel achter, waar ze zich zoals altijd in de richting van de horizon had gewend. Ik denk, na deze beschrijving, niet dat ze haar dochter en haar man het huis heeft zien verlaten, en ik denk dat het er in principe ook niet toe deed voor haar. Ze had precies zo gezeten als toen ik haar voor het eerst zag, ineengedoken in de zee van schaduw op het bankje onder de takken van de hazelaar, met haar blik op het zuiden gericht, luisterend naar een boodschap die alleen zij kon horen en die ze ontving met een eigenaardig schuddende beweging van haar hoofd.