Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(240)

By:Erik Valeur


Ik moest met tegenzin zijn scherpzinnigheid en intuïtie bewonderen.

Hij zei: ‘Je hebt tegen ons gelogen over alles, Marie, en dat heb je heel knap gedaan. Maar op de terugweg van Helgenæs drong het opeens tot me door dat...’ Hij aarzelde heel even. ‘Dat bijna niets van wat je zegt waar is. Je woont hier al veel te lang...’ Hij keek om zich heen. ‘Geen wonder dat je fictie en werkelijkheid door elkaar begint te halen...’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Je woont in een sprookjesboek, of misschien in een oeroude fabel.’

Ik reageerde niet.

‘Je vertelde ons dat Eva de brief aan haar kind, waarvan ze Magna verzocht die door te geven, niet had bijgesloten. Ze had zich waarschijnlijk bedacht, zei je. Maar dat was niet zo... toch?’

Ik reikte onder mijn shawl, en legde een velletje papier op tafel. Dat was een totaal onverwachte handeling, en ik zag met genoegen de verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht.

Voor de derde keer was ik doorzien, maar deze keer had ik het zien aankomen.

Hij pakte het papier langzaam van de tafel op en draaide het om. Het was aan weerszijden dicht beschreven – en zo dun, dat de inkt van de fijne letters op sommige plaatsen aan de andere kant was doorgedrongen. Het had zeven jaar lang verborgen gelegen in kapitein Olbers prachtige Afrikaanse secretaire, waarin ik het in de bovenste lade met de dubbele bodem had bewaard; er lag nog geen stofje op.

En het was op een merkwaardige manier mooi om de doorrookte stem van de journalist de eerste woorden te horen voorlezen die ik zelf talloze keren had gelezen:

Aan mijn kind. Het is nooit de bedoeling geweest dat we elkaar zouden ontmoeten. Dat heb ik lang geleden al ingezien...’ Ik kon merken dat hij verschrikkelijk aan een glas rode wijn toe was en waarschijnlijk nog meer aan een van de mentholsigaretten die Susanne nooit op Kongslund zou tolereren, ook al had Magna in haar hoogtijdagen de tuinkamer met wolken rook van haar Bellman-cigarillo’s gevuld.

Juffrouw Ladegaard wilde zowel je naam als de identiteit van je adoptiefamilie geheimhouden. Dat was in het belang van ons beiden.

En toen kreeg hij de verklaring voor die kleine vrouw, Dorah Laursen uit Helgenæs, die hij van mij had geëist: Pas toen ik dreigde mijn reis te annuleren en mijn verhaal te vertellen, toonde ze me het adoptieformulier met de naam van de vrouw die je adoptiemoeder zou worden...

Hij keek op: ‘Dorah Laursen.’

Ik knikte.

‘Dat was de reden waarom je Eva’s brief aan haar kind verborgen hield. Ik mocht Dorahs naam niet zien.’ Knud Tåsing las het allemaal nog een keer. Toen zei hij: ‘Maar het vertelt ons niets over het kind... Dat werd weggehaald voordat ze er zelfs maar een glimp van kon opvangen. En Dorah adopteerde haar zoon, Lars, pas vijf jaar later. Ik denk niet dat ze liegt... ze is er het type niet voor, maar ik begrijp de samenhang niet.’

Ik pakte het dunne vel met de levensbelangrijke boodschap uit zijn hand. Het behoorde immers mij toe. Hij liet het toe. ‘Ik denk dat Magna ons – en Eva – op een dwaalspoor heeft gezet,’ zei ik. ‘Dorah heeft hier niets mee te maken. En dat was ook waarom ik je er niets over heb verteld. Dit betekent niets.’

‘Natuurlijk betekent het iets.’ Hij duwde zijn bril omhoog en schudde zijn hoofd. ‘Ze heeft een jongetje aan Kongslund geleverd in exact dezelfde tijd als Eva haar kind kreeg – onder zeer vreemde omstandigheden. Het zou zelfs hetzelfde...’

‘Zou Eva Dorah kunnen zijn...?’ Ik maakte mijn stem een beetje hatelijk.

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei hij zonder zich te laten provoceren. ‘Maar de jongen... zou John Bjergstrand kunnen zijn, niet?’

‘Ja,’ zei ik. ‘Maar hoe zou Eva’s zoon in een appartement bij Svanemøllen moeten belanden, bij een moeder die er overigens van overtuigd was dat ze hem zelf ter wereld heeft gebracht?’ Het sarcasme bracht mijn gelispel weer helemaal voor op mijn tong.

Hij stond op, liep naar het raam en keek weer naar de twee slapende juristen op het gazon. Ik kon de frustratie van de jager in de hoekige schouderpartij zien, maar ik zei niets om hem te helpen.

Ik had mijn laatste antwoord gegeven.

‘Ik begrijp het niet...’ Beide schouders zakten zienderogen omlaag. Het was voorbij.

‘Dat doet niemand,’ zei ik. Mijn lispelen was weer normaal. En ik haalde ook weer normaal adem.

‘Ik zal die brief moeten lenen om er een kopie van te maken... er moet een aanwijzing zijn.’

Ik reikte hem voor de tweede maal Eva’s dunne afscheidsbrief aan.

‘Dorah,’ zei hij vaag voor zich uit. ‘Zij wist dat ik kwam... Ze was gebeld door een man die haar bedreigde...’ Hij draaide zich om naar mij. ‘Heb je iemand hierover verteld?’