Home>>read Het Zevende Kind free online

Het Zevende Kind(239)

By:Erik Valeur


‘Hij is chauffeur.’

‘Maar hij kan zich vast niets herinneren... van destijds?’

Voor het eerst leek ze een beetje opgelucht. ‘Nee, hij was toen nog zo klein...’

En toen beging de meest kritische journalist van het land exact dezelfde fout als de ervaren rechercheur en veiligheidsadviseur Carl Malle. Hij vroeg niet verder door over dit onderwerp.

Hij kon zich gewoon niet voorstellen dat er iets interessants in de antwoorden verborgen kon liggen.

In de woonkamer op Helgenæs vroeg hij nog een laatste keer: ‘En je bent er heel zeker van dat het Marie Ladegaard was... die destijds, in 2001, bij je op bezoek was...?’

Ze knikte weer. Ja, zo veel kon ze zich wel herinneren.

Knud Tåsing stond op en probeerde zijn boosheid niet aan de oude dame te tonen. Dat was opnieuw iets wat Marie voor hen had achtergehouden – een kleine, maar opmerkelijke onnauwkeurigheid.

En door dát probleem werden zijn gedachten in beslag genomen tijdens de terugreis naar Kopenhagen.



*



Ik was voorbereid op zijn woede en de vragen die hij zou stellen.

Hij had de hele reis terug de tijd gehad om over mijn handelingen na te denken. En ik had elk antwoord en elke uitwijkmanoeuvre in de loop van de avond en de nacht voorbereid; dus nu was het buigen of barsten. Of hij zou mijn antwoorden accepteren – of anders zou de echte reden waarom ik ervoor had gekozen om Dorahs bestaan geheim te houden worden onthuld. Dat was de gedachte die me het grootste deel van de wachttijd in Magdalenes oude rolstoel deed doorbrengen, voorovergebogen, met mijn ogen gesloten, zoals zij zo vaak had gedaan. Ik had meer dan ooit haar hulp nodig.

Knud Tåsing kwam tegen de middag naar Kongslund en vroeg naar mij zodra hij in de hal stond, onder het schilderij van de vrouw in het groen. Een verschrikte kinderverzorgster kwam me meteen uit de Koningskamer ophalen.

Orla en Severin hadden opnieuw de idylle van de tuin verkozen en lagen in hun ligstoel als twee mannen die aan het uitblazen waren van een lange vergadering, die gevuld was met te veel onbegrijpelijke boodschappen. Ze spraken bijna niet met elkaar en hadden mij niet eens doorgevraagd over het verdere verloop van de zaak. Die ochtend had ik hun alleen maar verteld dat er geen nieuws was. Ze verborgen zich voor de wereld en ik kon dat goed begrijpen.

De journalist stond bij het raam in de tuinkamer naar de twee slapende mannen op het gazon te kijken. Toen ik dichterbij kwam, ging hij zonder een woord op de donkere mahoniehouten bank met de grijsblauwe zijden bekleding zitten en ging direct over tot de centrale vraag, zonder omwegen: ‘Wat is hier aan de hand, Marie? Waarom moest je bezoekje aan Dorah van zeven jaar geleden in hemelsnaam geheim worden gehouden?’

Hij was zo kwaad dat zijn normale, ingetogen commissarisstijl hem al in de eerste paar seconden had verlaten. Als Magdalene al in de buurt was – of vanuit haar paradijszetel in Den Hoge naar me zat te kijken – kon ik dat niet voelen; dit was een confrontatie die ik alleen moest ondergaan.

‘Waarom heb je dat verborgen gehouden?’ herhaalde hij.

Ik ging voorzichtig in een van de antieke stoelen van Kongslund zitten en liet mijn schouder bijna tot op de rand van de armleuning zakken voordat ik het eerste van mijn zorgvuldig voorbereide antwoorden gaf: ‘Als ik het je had verteld – aan het begin – dan zou je Dorah hebben opgezocht. En ik had haar mijn bescherming beloofd.’

Dat was een plausibel argument, en ik hield zorgvuldig mijn lispelen dusdanig onder controle dat het niet ernstig genoeg was om hem te irriteren, maar hopelijk voldoende om zijn befaamde concentratie te verstoren.

‘Maar je had het ons kunnen vertellen zonder ons toegang te geven tot de bron,’ zei hij. ‘Dat zou ik gerespecteerd hebben.’ Zijn tegenwerping was net zo logisch als ik had verwacht.

‘Ja,’ zei ik na een korte aarzeling, waarvan ik hoopte dat hij de geforceerdheid ervan niet doorzag. ‘Maar toen dacht je dat de zaak actueel was en Dorah kon ik onmogelijk zo snel daarna gevonden en opgezocht hebben. Dus het was te riskant.’

Nu koppelde ik de oude leugen aan de nieuwe.

Het was nog steeds een logische, zorgvuldig voorbereide verklaring.

‘Maar later... later, toen je tegenover ons toegaf dat de brief van Eva niet nieuw was...?’ vroeg hij en stopte.

Ik nam het over: ‘Toen dacht ik helemaal niet meer aan Dorah. Ik weet niet waarom ze iets zou moeten betekenen.’ Ik had mijn lispelen wat versterkt, want het was hier, op dit punt, dat mijn absurde uitleg de toets moest doorstaan.

Heel even dacht ik dat het gelukt was. Toen kwam de vraag die ik gevreesd had: ‘Maar hoe ben je eigenlijk op Dorahs naam gestuit...?’ Hij had op dit moment gewacht.

Ik zei in eerste instantie niets.

Hij boog zich naar voren en was weer terug in de ruimte, volledig slagvaardig, terwijl hij een bizar, maar interessant schepsel van over de rand van zijn bril aanschouwde. ‘Er was nóg een brief... nietwaar?’