De journalist was duidelijk het grootste deel van de nacht op zoek geweest naar artikelen uit het verleden en was blijkbaar – uiteindelijk – tegen een omgekeerde prullenmand van groen kunststof aangezakt, waarna hij in slaap was gevallen. Helemaal uitgeput. Zijn ogen zaten nog steeds halfdicht, terwijl de eerste en enige gast van die dag zich over de kronkelende weggetjes manoeuvreerde die langs enorme stapels papieren, boeken en ordners naar de ongemakkelijke slaapplaats leidden.
De journalist kwam met enige moeite op de been, terwijl hij een begroeting mompelde die klonk als: ‘Is het al ochtend...?’ – of iets wat daarop leek. Hij verspreidde een zwakke geur van alcohol en – vreemd genoeg – olie, alsof hij tussen de nachtelijke leespartij door een verkwikkende duik in het kleverige zwarte water van het havenbekken onder de uitgeverij had genomen. Op tafel lag een tijdschrift, met daaraan bevestigd een bonnetje van een koerier.
De fotograaf kwam dichterbij. Het was een meer dan veertig jaar oude uitgave van Billed Bladet, van de tijd dat het een losse verkoopprijs van 75 øre had. De naam van het blad was aan de voorzijde met hetzelfde vierkante rode lettertype gedrukt als tegenwoordig – bijna een halve eeuw later – Billed Bladet. Het was gedateerd 27 december 1961.
Nils Jensen leunde naar voren. De hele ouderwetsig aandoende voorpagina werd van rand tot rand gesierd door een kindergezichtje in zwart-wit, dat de wereld inkeek met grote bange ogen en stijf op elkaar geperste lippen. Over het gedessineerde bloesje van het kind had een van de grafici van destijds in mooi gebogen cursiefschrift de vier simpele maar sterk appellerende woorden: Wie kan mij adopteren? gezet.
‘Ik vond een verwijzing naar dit artikel op de website van de Adoptievereniging,’ zei de journalist, nog steeds met een oog halfgesloten, alsof een en dezelfde beweging aan weerszijden van zijn gezicht te moeilijk zou zijn geweest. ‘En abracadabra – kijk eens wat ik gevonden heb...’ Hij pakte het blad op en liet het ietwat dramatisch op het bureau voor de fotograaf neervallen.
De twee foto’s waarvan de anonieme briefschrijver een kopie aan het ministerie van Nationale Zaken en Fri Weekend had gestuurd, stonden op de middenpagina’s van het oude weekblad. De mooie, bruine villa in de gouden cirkel vulde de hele linkerkant, en aan de rechterkant – onder het kopje ‘De zeven dwergen’ – had het tijdschrift de afbeelding afgedrukt die Knud Tåsing de dag ervoor urenlang had beziggehouden.
In de zwart-wit weergave zaten de zeven kleine baby’s nog steeds op dekentjes en kleedjes onder de versierde kerstboom, die boven hen uittorende – en de tekst onder de foto was dezelfde als die ze in de anonieme brief hadden gelezen: De zeven dwergen – vijf jongens en twee meisjes – verblijven in de Olifantjeskamer en zijn er allemaal klaar voor om een goed thuis te vinden in het nieuwe jaar!
Het vervolg bevatte de uitspraak die Knud Tåsing zo interessant had gevonden: Er wordt gezegd dat zelfs bekende Denen, wier naam en reputatie onherstelbare schade zou lijden door blootstelling aan publiekelijk gewroet, zo gebruikgemaakt hebben van de discrete efficiëntie van Moederhulp. In deze gevallen is de geheimhouding van de namen van de biologische ouders van essentieel belang.
Er stonden geen namen bij en geen andere informatie over de zeven kinderen op de foto en de associatie met Walt Disneys geliefde dwergencollectief kwam natuurlijk door de kaboutermutsjes die alle zeven op hadden gekregen.
Knud Tåsing was verbazingwekkend wakker na de lange nacht in de ongemakkelijke houding, en zelfs zonder nog de eerste sigaret van de dag te hebben gedraaid. ‘Als je eens wist hoeveel kinderen in dit land door de jaren heen zijn opgegeven voor adoptie... duizenden en nog eens duizenden... hele regimenten en bataljons van gezonde Deense kinderen die meteen na de geboorte werden weggedaan. En dat is nog niet eens zo lang geleden.’ Hij keek even alsof hij zijn opmerking van een kort cynisch lachje wilde voorzien, maar bedacht zich toen en pakte het blad op van de tafel.
Het artikel had zes middenpagina’s gekregen en op de eerste hiervan stelde een cursieve kop bijna dezelfde vraag als die het tijdschrift aan het kind op de voorzijde had toegekend – nu alleen in meervoud: ‘Wie wil ons hebben?’ stond er.
Iedere foto op de zes pagina’s was voorzien van een kleine verklarende tekst: Per in de geblokte overall is een vastberaden heertje van 17 maanden, dat beslist een eigen willetje heeft, luidden de woorden onder een ongelukkig kijkend, huilend jongetje.
Wat vindt u van Dorte met het mooie witte kraagje? schreef het tijdschrift onder de foto van een mollig meisje dat weemoedig op een ijsbeerhuid rustte.
Naast een nog treuriger kijkend meisje in een gebloemd jurkje had de journalist gezet: Lise kijkt een beetje verdrietig. Ze is 18 maanden en ziet scheel, maar dat kan verholpen worden.