‘Dat kunnen we aannemen, ja.’
‘En we kunnen ook aannemen dat de plaats van fabricage en de plaats waar het gebruikt werd dicht bij elkaar lagen. Deze zelfgemaakte touwen maakten waarschijnlijk geen lange reis.’
‘Dat klinkt nog steeds aannemelijk, maar…’
‘Dus laten we dat uitgangspunt gebruiken als ons uitgangspunt. Jullie beginnen met het in kaart brengen van plaatselijke touwproducenten in buurt van Lyseren en Øyeren.’
‘Maar niemand maakt tegenwoordig meer van dat touw,’ protesteerde Kaja.
‘Probeer zo veel mogelijk te vinden,’ zei Harry. Hij keek op de klok, pakte zijn jas van de stoelrug en liep naar de deur. ‘Zoek uit waar het touw is gemaakt. Ik neem aan dat Bellman niets weet van die Jylland-mosselen. Toch, Bjørn?’
Bjørn antwoordde met een grijns.
‘Is het goed als ik die theorie van seksuele moorden verder onderzoek?’ vroeg Kaja. ‘Ik kan met iemand gaan praten die ik bij Zedendelicten ken.’
‘Niet goed,’ zei Harry. ‘Het algemene hou-je-mond-gebod over waaraan wij werken geldt in het bijzonder voor onze geliefde collega’s op het hoofdbureau. Het lijkt erop dat er een lek zit tussen het bureau en de nationale recherche, dus de enige persoon met wie wij praten is Gunnar Hagen.’
Kaja deed haar mond al open, maar een blik van Bjørn was genoeg om hem weer te sluiten.
‘Maar wat je wel kunt doen,’ zei Harry, ‘is een expert op het gebied van vulkanen opzoeken. En hem de analyseresultaten van de steentjes opsturen.’
Bjørns blonde wenkbrauw ging een stuk omhoog.
‘Poreus, zwart steen, elementaire steensoort,’ zei Harry. ‘Ik gok lava. Ik ben tegen vier uur terug uit Bergen.’
‘Doe ze de groeten op het bureau in Bergen,’ zei Bjørn en hij tilde zijn koffiebeker op.
‘Ik ga niet naar het bureau,’ zei Harry.
‘O? Waarheen dan?’
‘Naar het Sandviken-ziekenhuis.’
‘Sand…’
De deur viel achter Harry dicht. Kaja keek Bjørn Holm aan, die met open mond naar de gesloten deur staarde.
‘Wat moet hij daar?’ vroeg ze. ‘Naar een forensisch arts?’
Bjørn schudde zijn hoofd. ‘Het Sandviken is een psychiatrisch ziekenhuis.’
‘Nou en? Dan gaat hij naar een psycholoog met seriemoordenaars als specialisme.’
‘Ik wist dat ik nee had moeten zeggen,’ fluisterde Bjørn, die nog steeds zijn blik gericht hield op de deur. ‘Hij is knettergek.’
‘Wie is gek?’
‘We werken in een gevangenis,’ zei Bjørn. ‘We riskeren onze baan als de baas erachter komt wat we aan het doen zijn, en die collega in Bergen…’
‘Ja?’
‘Zij is pas echt gek.’