Home>>read Het Pantserhart free online

Het Pantserhart(52)

By:Jo Nesbo


                Ze probeerde zich te herinneren of ze hem haar naam had verteld. En ze keek automatisch naar het raam. Dat stond open. Buiten ruiste de wind vredig en kalmerend.

                Hij zei zacht, bijna fluisterend: ‘Ik heb een hond gezien die in het prikkeldraad vastzat omdat hij probeerde te vluchten. Hij lag precies op de route van de lava. Maar toen draaide de lavastroom naar links, het leek of de lava er precies langs zou gaan. Toch een barmhartige God. Maar de lava stroomde er wel heen. De helft van de hond verdween, evaporeerde. Voordat de rest vlam vatte. Toen was ook hij as. Alles wordt tot as.’

                ‘Poeh, nu hang ik op.’

                ‘Kijk naar buiten. Zie dat ik al bij je huismuur ben gekomen.’

                ‘Stop!’

                ‘Rustig maar, ik hou je maar een beetje voor de gek.’ Hij lachte hard en schaterend in haar oor.

                Stine huiverde. Hij moest dronken zijn. Of gek. Of allebei.

                ‘Slaap lekker, Stine. We zien elkaar binnenkort.’

                De verbinding werd verbroken. Stine staarde naar haar telefoon. Toen zette ze hem uit en gooide hem aan het voeteneinde van haar bed. Ze vloekte omdat ze het allang wist. Ze zou vannacht geen oog meer dichtdoen.





Hoofdstuk 17


                Vezels

                De klok gaf 06.58 aan. Harry Hole, Kaja Solness en Bjørn Holm liepen door de vierhonderd meter lange ondergrondse tunnel die het hoofdbureau van politie met de districtsgevangenis van Oslo verbond. De tunnel werd soms gebruikt om arrestanten voor verhoor naar het bureau te brengen, tijdens de winter was hier soms een looptraining en in vroegere, slechte dagen werd hij volkomen onofficieel gebruikt om er bijzonder lastige gevangenen een pak slaag te geven.

                Er vielen waterdruppels van het plafond, die met een natte kus op het beton ploften, waardoor er een echo door de schamel verlichte gang rolde.

                ‘Hier is het,’ zei Harry toen ze aan het eind van de gang waren gekomen.

                ‘Híer?’ vroeg Bjørn Holm.

                Ze moesten hun hoofd buigen om onder de trap te komen die naar de gevangeniscellen leidde. Harry draaide de sleutel om in het slot en duwde de ijzeren deur open.

                De geur van opgewarmde, muffe vochtigheid sloeg hem tegemoet.

                Hij duwde op het lichtknopje. Blauw, koud licht van de tl-buizen viel op een vierkante betonnen kamer met grijsblauw linoleum op de grond en niets aan de muur.

                De ruimte had geen ramen, geen verwarming en geen enkele andere faciliteit die je zou verwachten van een kamer die moest fungeren als kantoor voor drie mensen.

                Er stond alleen voor elk van hen een bureau met een stoel en een pc. Op de grond stond een bruin uitgeslagen koffiezetapparaat en een waterfles.

                ‘De ketel van de centrale verwarming voor de hele gevangenis staat in de kamer hiernaast,’ zei Harry. ‘Vandaar dat het hier zo warm is.’

                ‘Het is hier eigenlijk wel gezellig,’ zei Kaja, die bij een van de bureaus ging zitten.

                ‘Nou en of, het doet je een beetje aan de hel denken,’ zei Holm, hij trok zijn suède jas uit en deed het bovenste knoopje van zijn overhemd open. ‘Hebben onze mobieltjes hier bereik?’

                ‘Moet lukken,’ zei Harry. ‘En we hebben internet. We hebben alles wat we nodig hebben.’