Toen de verpleegster Harry naar de kluisjes bracht, vertelde ze dat de arts een paar woorden met hem wilde wisselen. Nadat hij de sleutel in de tas had gevonden, klopte Harry op de deur die de verpleegster had aangewezen.
De arts knikte naar een stoel, leunde achterover in zijn bureaustoel en zette zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Het is prettig dat u thuis bent gekomen. We hebben geprobeerd contact met u te zoeken.’
‘Dat weet ik.’
‘De kanker heeft zich uitgezaaid.’
Harry knikte. Iemand had hem eens gezegd dat dat de opdracht is van een kankercel: uitzaaien.
De arts nam hem op, alsof hij nadacht over de volgende stap.
‘Ja,’ zei Harry.
‘Ja?’
‘Ik ben er klaar voor om de rest te horen.’
‘We zeggen tegenwoordig niet meer hoe lang een patiënt volgens ons nog heeft. Want de afwijkingen en de belasting zijn te groot. Maar in dit geval meen ik dat het juist is om te zeggen dat hij al in zijn extra tijd zit.’
Harry knikte. Hij keek uit het raam. De mist daarbeneden was nog net zo dicht.
‘Hebt u een mobiele telefoon waarop we u kunnen bellen als er iets gebeurt?’
Harry schudde zijn hoofd. Hoorde hij in de mist een sirene?
‘Iemand die u kent aan wie we het bericht door kunnen geven?’
Harry schudde weer met zijn hoofd. ‘Dat is niet zo’n probleem. Ik bel hierheen en ik bezoek hem elke dag. Oké?’
De arts knikte en keek Harry na, die was opgestaan en naar buiten beende.
Het was al negen uur toen Harry bij het Frognerbad aankwam. Het Frognerpark is groot, maar aangezien het Frognerbad slechts een klein onderdeel daarvan is en bovendien ook nog door hekken omheind wordt, had de politie een eenvoudige klus aan het afzetten van de plaats delict: ze hadden rond het bad gewoon een afzetlint over de hekken aangebracht en een bewaker bij het kaartjesloket gezet. De hele aasgierenclub van misdaadverslaggevers was op de vleugels gegaan en kwam binnengezeild. Kakelend stonden ze voor de toegangspoort en vroegen zich af hoe ze bij het kadaver konden komen. Het ging toch verdomme om een parlementslid, het publiek had recht op een foto van zo’n prominent lijk!
Harry kocht een americano bij Kaffepikene. De hele maand februari stonden er al stoeltjes en tafeltjes op het trottoir en Harry ging zitten, stak een sigaret op en keek naar de menigte voor het kaartjesloket.
Er kwam een man op een van de stoelen naast hem zitten.
‘Harry Hole in hoogsteigen persoon. Waar heb jij gezeten?’
Harry keek opzij. Roger Gjendem, misdaadverslaggever van Aftenposten, stak een sigaret op en gebaarde naar het Frognerpark: ‘Eindelijk krijgt Marit Olsen wat ze wil. Voor acht uur vanavond is ze een beroemdheid. Ze heeft zich opgehangen aan de duikplank in het Frognerbad. Good career move.’ Hij draaide zich om naar Harry en grijnsde: ‘Wat is er met je kaak gebeurd? Je ziet er vreselijk uit.’
Harry gaf geen antwoord. Hij nam een slokje van zijn koffie en deed geen poging de pijnlijke stilte te verbreken, in een hopeloze poging de journalist te laten begrijpen dat hij geen gewenst gezelschap was. Uit de mist doemde het geluid op van klapperende rotorbladen. Roger Gjendem tuurde omhoog.