Home>>read Het Pantserhart free online

Het Pantserhart(34)

By:Jo Nesbo


                ‘Hoe gaat het met haar?’

                ‘Goed. Toen ze hoorde dat je thuis was, zei ze dat ze nu op jou moest passen. Want nu was ze groot. En jij klein.’

                ‘Hm. Slimme dame. Hoe gaat het vandaag met je?’

                ‘Goed. Heel goed, eigenlijk. Ik geloof eigenlijk dat het tijd wordt om hier te vertrekken.’

                Hij glimlachte en Harry glimlachte terug.

                ‘Wat zeggen de artsen?’

                Olav Hole glimlachte nog steeds. ‘Te veel. Zullen we het over iets anders hebben?’

                ‘Prima. Waar wil je het over hebben?’

                Olav Hole dacht na. ‘Ik wil het over haar hebben.’

                Harry knikte. En zwijgend hoorde hij vader vertellen hoe ze elkaar hadden ontmoet. En getrouwd waren. Over de ziekte van moeder toen Harry nog maar een jongen was.

                ‘Ingrid hielp me altijd. Altijd. Maar mij had ze zelden nodig. Totdat ze ziek werd. Af en toe dacht ik dat die ziekte een zegen was.’

                Harry schoot omhoog.

                ‘Die gaf me de mogelijkheid om terug te betalen, snap je. En ik betaalde. Alles wat ze vroeg, deed ik.’ Olav Hole keek zijn zoon strak aan. ‘Alles, Harry. Bijna alles.’

                Harry knikte.

                Vader ging verder. Over Søs en Harry, over hoe makkelijk en vrolijk Søs altijd was. En hoe wilskrachtig Harry. Dat hij bang was geweest voor het donker, maar het tegen niemand wilde zeggen, en dat moeder en hij aan de slaapkamerdeur stonden te luisteren hoe hij afwisselend huilde en de onzichtbare monsters vervloekte. Maar ze wisten dat ze niet naar binnen konden gaan om hem te troosten en te kalmeren, dan zou hij razend worden en roepen dat ze alles kapotmaakten, dat ze weg moesten gaan.

                ‘Jij zult altijd op eigen houtje blijven vechten tegen de monsters, Harry.’

                Olav Hole vertelde het oude verhaal dat Harry tot hij bijna vijf jaar was geen woord had gezegd. Maar dat er op een dag hele volzinnen uit zijn mond waren gerold. Bedachtzaam en met volwassen woorden, waarvan ze niet begrepen hoe hij die had geleerd.

                ‘Maar Søs heeft gelijk,’ zei vader lachend. ‘Je bent weer klein geworden. Je praat niet.’

                ‘Hm. Wil je dat ik praat?’

                Vader schudde zijn hoofd. ‘Je moet luisteren. Maar nu is het genoeg. Je moet op een andere dag weer terugkomen.’

                Harry kneep met zijn rechterhand in vaders linkerhand en stond op. ‘Is het goed als ik een paar dagen in Oppsal logeer?’

                ‘Bedankt dat je het aanbiedt. Ik wilde er niet om vragen, maar het huis heeft toezicht nodig.’

                Harry liet de verklaring achterwege dat in zijn appartement de stroom werd afgesloten.

                Vader belde en een jonge, lachende verpleegster kwam binnen en gebruikte vaders voornaam op een onschuldige, flirterige manier. En Harry hoorde hoe vader zijn stem iets zwaarder liet klinken toen hij uitlegde dat hij de tas met de sleutels erin moest pakken. Hij zag hoe de zieke man zijn veren een beetje opzette voor haar. En op de een of andere manier was het niet pathetisch, het was zoals het moest zijn.

                Bij het afscheid herhaalde vader: ‘Alles wat ze me vroeg.’ Toen fluisterde hij: ‘Behalve één ding.’