Harry sloot zijn ogen. ‘Prima.’
‘Herinner je je nog die bouwval waar we die keer naar binnen zijn geslopen? Hoe oud waren we toen? Zestien?’
‘Zeventien.’
‘Heb je daar niet een keer met Killer Queen gedanst?’
‘Min of meer.’
‘Beangstigend om te bedenken dat de milf uit onze jeugd inmiddels in het bejaardentehuis zit.’
‘milf?’
Øystein zuchtte. ‘Zoek het maar op.’
‘Hm. Øystein?’
‘Ja.’
‘Waarom zijn jij en ik vrienden geworden?’
‘Omdat we naast elkaar woonden. Toch?’
‘Is dat alles? Een demografisch toeval. Geen geestelijke verwantschap?’
‘Niet dat mij is opgevallen. Voor zover ik weet hadden we maar één ding gemeenschappelijk.’
‘Wat dan?’
‘Dat niemand anders met ons bevriend wilde zijn.’
Zwijgend gingen ze door de volgende bochten.
‘Afgezien van Tresko,’ zei Harry.
Øystein snoof. ‘Die zo walgelijk stonk dat niemand anders naast hem wilde zitten.’
‘Ja,’ zei Harry. ‘Daar waren we goed in.’
‘Dat fiksten we,’ zei Øystein. ‘Maar, verdomme, wat stonk die kerel.’
Ze lachten tegelijk. Zacht, mild. Triest.
Øystein had de auto op het bruine gras geparkeerd en liet de portieren openstaan. Harry klom op het dak van de bunker en ging met bungelende benen helemaal op de rand zitten. Uit de luidsprekers aan de binnenkant van de portieren klonk Springsteen, die zong over bloedbroeders in een winternacht en over een belofte die nagekomen moest worden.
Øystein gaf Harry de Jim Beam-fles. Een eenzame sirene uit de stad steeg en daalde totdat het geluid krachteloos verdween. Het vergif brandde in Harry’s keel en maag en hij moest kokhalzen. De tweede slok ging beter. De derde was prima.
Max Weinberg leek het vel van de drum kapot te willen maken.
‘Het valt me vaak op dat ik graag zou willen dat ik meer spijt had,’ zei Øystein. ‘Maar zelfs dat doe ik verdomme niet. Ik geloof dat ik het gewoon moet accepteren dat ik vanaf mijn eerste seconde hier op aarde een ongelooflijke slappeling ben. Hoe zit dat met jou?’
Harry dacht na. ‘Ik heb spijt als haren op mijn hoofd. Maar dat is misschien omdat ik zulke verheven gedachten over mezelf heb. Ik beeld me in elk geval in dat ik anders had kunnen kiezen.’
‘Maar dat kon je verdomme niet.’
‘Toen niet. Maar de volgende keer, Øystein. De volgende keer.’
‘Is dat ooit gebeurd, Harry? Ooit in de geschiedenis van de mensheid?’