Home>>read Het Pantserhart free online

Het Pantserhart(32)

By:Jo Nesbo


                In een verhoor stond een citaat van een van haar vrouwelijke collega’s op het advocatenkantoor: ‘Charlotte was een ambitieuze vrouw, ze werkte altijd tot laat in de avond. Ik weet overigens niet hoe effectief dat was. Altijd vrolijk, maar niet zo extrovert als je zou denken door haar glimlach en uiterlijk. Een beetje op zichzelf, eigenlijk. Ze vertelde bijvoorbeeld zelden iets over de man met wie ze samenwoonde. Maar haar bazen mochten haar graag.’

                Harry zag voor zich hoe de vrouwelijke collega de ene na de andere intieme bekentenis aan Charlotte opdiste zonder dat daar ooit iets anders op kwam dan een glimlach. En zijn rechercheurshersenen gingen over op de automatische piloot: misschien had Charlotte zich moeten onttrekken aan een knellende band binnen het gezin, misschien had ze iets te verbergen. Misschien…

                Harry keek naar de foto’s. Een beetje harde, maar mooie trekken. Donkere ogen, de ogen leken op die van… verdomme! Hij sloot zijn ogen. Deed ze weer open. Bladerde verder naar het rapport van de forensisch arts. Hij liet zijn blik over het papier gaan en las.

                Hij moest boven aan het papier checken of de naam Charlotte er stond om zich ervan te verzekeren dat hij niet het rapport van Borgny Stem-Myhre herlas. Het narcosemiddel. De vierentwintig wonden in haar mond. Verdrinking. Geen tekenen van ander uiterlijk geweld, geen tekenen van seksueel geweld. Het enige verschil was het tijdstip van overlijden. Tussen elf en twaalf uur ’s nachts. Maar ook hier de toevoeging dat er sporen van ijzer en coltan waren gevonden op de tanden van het slachtoffer. Waarschijnlijk had het gerechtelijk laboratorium naderhand de relevantie gezien van dit feit omdat er bij beide slachtoffers sporen van ijzer en coltan waren gevonden. Coltan. Was de Terminator niet van coltan?

                Harry merkte dat hij klaarwakker was en op het puntje van zijn stoel zat. Hij voelde de siddering, de spanning. En de misselijkheid. Net als bij de eerste borrel, die zijn maag deed samenkrimpen en zijn lichaam zo wanhopig afwees. Maar waar al snel om werd gesmeekt. Meer, nog meer. Totdat het hem kapotmaakte en iedereen om hem heen. Net als dit. Harry stond zo plotseling op dat hij duizelig werd, hij greep de map, hij wist dat die te dik was, maar toch lukte het hem de map in tweeën te scheuren.

                Hij verzamelde alle papieren en bracht ze weer naar de afvalbak. Hij tilde de plastic zakken op waardoor de documenten helemaal naar beneden konden glijden, tot op de bodem. De vuilniswagen kwam hier hopelijk morgen of overmorgen.

                Harry ging terug en zakte in zijn stoel.

                Toen de nacht een streep grijs kreeg, hoorde hij buiten de eerste geluiden van een ontwakende stad. Maar boven het gelijkmatige gebrom van de beginnende ochtendfile op Pilestredet kon hij ook een ijle sirene van een politieauto in de verte horen die heen en weer schoot in frequenties. Dat kon van alles zijn. Hij hoorde nog een sirene. Van alles. En toen nog een. Niet van alles.

                Zijn vaste telefoon ging over.

                Harry pakte de hoorn.

                ‘Met Hagen. We hebben zojuist een meldi…’

                Harry hing op.

                De telefoon ging weer. Harry keek uit het raam. Hij had Søs niet gebeld. Waarom niet? Omdat hij zich niet wilde vertonen aan zijn kleine zusje – zijn trouwste, onvoorwaardelijkste bewonderaarster? Ze had wat ze zelf noemde ‘een beetje het syndroom van Down’ en toch zag ze oneindig veel beter kans het leven te leven dan hij. Zij was de enige persoon die hij niet kon teleurstellen.

                De telefoon hield op met rinkelen. En begon weer opnieuw.

                Harry rukte de hoorn van het toestel. ‘Nee, chef. Het antwoord is nee, ik wil niet werken.’

                Aan de andere kant van de lijn was het een ogenblik stil. Toen zei een vreemde stem: ‘U spreekt met Oslo Energi. Meneer Hole?’