‘Ze was te aardig. En vroeg of laat hebben alle mannen die ze kende dat uitgebuit. Ze werd een stuk speelgoed voor hen. Ze was gewoon te goed, heel simpel samengevat.’
Harry keek naar een foto van haar. De enige in de map waarop ze nog leefde. Blond, misschien niet van nature. Gewoon lief, geen opvallende schoonheid, maar ze was van het type dat een rastamuts en een legerjas droeg. Een stoer type en toegeeflijk, paste dat bij elkaar?
Ze was in Mono geweest, waar het maandelijkse verschijningsfeest en ‘de proefleessessie’ van het modeblad Sheness waren georganiseerd. Het had tussen zeven en acht uur plaatsgevonden en Borgny had tegen een collega slash vriendin gezegd dat ze naar huis wilde om de fotoshoot van de volgende dag voor te bereiden, waarvoor de kledingwensen van de fotograaf waren geweest: jungle ontmoet punk in de stijl van de jaren tachtig.
Ze namen aan dat ze naar de dichtstbijzijnde taxistandplaats was gegaan, maar geen van de taxichauffeurs die op dat tijdstip in de buurt waren geweest (datalijsten van Norgestaxi en Oslo Taxi bijgevoegd) had de foto van Borgny Stem-Myhre herkend of had een ritje gemaakt naar Sagene. Kort samengevat: niemand had haar nog gezien sinds ze Mono had verlaten. Totdat twee Poolse metselaars op hun werk waren gekomen en hadden ontdekt dat het ijzeren hangslot van hun hok in de kelder was opengeknipt. Ze waren naar binnen gegaan en daar had Borgny gelegen, in een verwrongen houding op de grond met al haar kleren aan.
Harry keek naar de foto. Dezelfde legerjas. Haar gezicht leek wel wit geschminkt. Het flitslicht wierp scherpe schaduwen op de keldermuren. Fotoshoot. Een type.
De forensisch arts had vastgesteld dat Borgny Stem-Myhre ergens tussen tien en elf uur ’s avonds was overleden. Er waren sporen van de stof ketamine in haar bloed aangetroffen, een sterk narcosemiddel dat snel werkt, vooal als je het intramusculair toedient. Maar de directe oorzaak was verdrinking door het bloed dat uit de wonden in haar mond was gelopen. En daar waren ze bij het meest verontrustende feit aangekomen. De forensisch arts vond vierentwintig wonden in haar mond – allemaal precies even diep: zeven centimeter. Maar de rechercheurs hadden geen idee om welk instrument of wapen het hier ging. Ze hadden zoiets nooit eerder gezien. Er waren nul komma nul sporen gevonden, geen vingerafdrukken, geen dna, geen schoenafdrukken of vuil, omdat de betonvloer de dag daarvoor was schoongemaakt in verband met de aanleg van verwarmingsbuizen en een dekkende laag. In het rapport van Kim Erik Lokker, een technisch rechercheur die kennelijk was aangesteld na Harry’s tijd, zat een foto van twee grijszwarte kiezels die op de grond waren gevonden en die niet kwamen van het grind rond de plaats delict. Lokker wees erop dat in schoenen met een grof profiel vaak kleine steentjes vastzitten, die eruit vallen als je over een harde ondergrond loopt, zoals deze betonvloer. En dat deze steentjes zo ongebruikelijk waren dat wanneer ze later in het onderzoek nogmaals opdoken, bijvoorbeeld in een grindpad, ze dan misschien matchten. Er was nog een bijlage toegevoegd nadat het rapport was afgerond: er waren kleine sporen van ijzer en coltan aan de binnenkant van twee kiezen gevonden.
Harry had al een idee van hoe het verder zou gaan en bladerde door.
De naam van de tweede vrouw was Charlotte Lolles. Franse vader, Noorse moeder. Woonachtig in Lambertseter in Oslo. Ze was negenentwintig jaar geworden. Afgestudeerd als juriste. Woonde alleen, maar had een vriend: ene Erik Fokkestad, die allang geen verdachte meer was in de zaak, hij was op een geologiesymposium geweest in het Yellowstonepark in Wyoming,
Amerika. Charlotte zou eerst meegaan, maar ze had voorrang gegeven aan een grote zaak waaraan ze werkte op het gebied van eigendomsrecht. ’
Collega’s hadden haar dinsdagavond rond de klok van negen uur nog op kantoor gezien. Waarschijnlijk was ze die avond niet meer thuis geweest, haar aktetas met alle papieren van de zaak was naast haar lijk gevonden, achter de oude auto in de bosrand in Maridalen. Beide partijen in de rechtszaak waren overigens geen verdachten meer. Uit het obductierapport bleek dat er sporen van autolak en roest waren aangetroffen onder Charlottes nagels, iets wat klopte met het onderzoeksrapport van de plaats delict, waarin stond dat er krassen waren gevonden rond het slot van de kofferbak, alsof ze geprobeerd had die open te krijgen. Nader onderzoek toonde trouwens aan dat het slot minstens één keer was opengebroken. Maar waarschijnlijk niet door Charlotte Lolles. Harry zag voor zich hoe ze vastgeketend zat aan iets wat in de kofferbak lag, waarschijnlijk had ze daarom geprobeerd hem open te maken. Iets wat de moordenaar later had meegenomen. Maar wat? En hoe? En waarom?