Toen werd het weer stil in het zwembad.
deel ii
Hoofdstuk 10
De aanmaning
Het was drie uur ’s nachts toen Harry het project ‘slapen’ opgaf en opstond.
Hij draaide de kraan in de keuken open en stak er een glas onder, hield het eronder tot het overstroomde en het koude water op zijn pols tintelde. Zijn kaak deed pijn. Zijn ogen waren gevestigd op de twee foto’s die boven het aanrecht waren geplakt.
De ene, waar Rakel op stond in een lichtblauwe zomerjurk, had een paar lelijke vouwen. Maar het was geen zomer, de bladeren achter haar hadden herfstkleuren. Haar zwarte haren vielen over haar blote schouders. Haar ogen leken iets te zoeken achter de lens, misschien de fotograaf wel. Had hij zelf deze foto gemaakt? Vreemd dat hij zich dat niet meer kon herinneren.
Op de tweede foto stond Oleg. Genomen met Harry’s mobieltje op Valle Hovin tijdens de schaatstraining vorig jaar winter. Een tengere jongen nog, maar als hij bleef trainen zou hij al snel uit zijn rode sportshirt barsten. Wat deed hij nu? Was het Rakel gelukt een thuis voor hem te maken waar ze nu woonden, eentje dat een veiliger gevoel gaf dan dat in Oslo? Waren er nieuwe mensen in haar leven gekomen? Als Oleg moe en ongeconcentreerd was, gebeurde het dan nog steeds dat hij Harry ‘papa’ noemde?
Harry draaide de kraan dicht. Hij voelde het aanrechtkastje tegen zijn knieën. Jim Beam fluisterde vanuit het kastje zijn naam.
Harry trok een broek en een T-shirt aan, liep de kamer in en zette Kind of Blue van Miles Davis op. Dit was de originele plaat, waarop te horen was dat de opnameapparatuur in de studio een fractie te langzaam had gelopen, zodat de hele plaat een bijna onmerkbare verschuiving van de werkelijkheid was.
Hij luisterde even voor hij het volume harder zette om het gefluister uit de keuken te overstemmen. Hij sloot zijn ogen.
Nationale recherche. Bellman.
Die naam had hij nog nooit gehoord. Hij had Hagen natuurlijk kunnen bellen voor informatie, maar daarin had hij geen zin gehad. Omdat hij wel een idee had waarover het ging. Hij kon het beter laten rusten.
Harry was bij het laatste nummer gekomen: ‘Flamenco Sketches’, toen hij het opgaf. Hij stond op en liep naar de keuken. In de gang sloeg hij links af, trok zijn Dr. Martens-laarzen aan en liep naar buiten.
Onder een plastic zak waar gaten in zaten vond hij hem. Iets wat leek op opgedroogde erwtensoep bedekte de hele voorkant van de map.
Hij ging in de groene leunstoel zitten en terwijl hij begon te lezen, huiverde hij.
De eerste vrouw heette Borgny Stem-Myhre, drieëndertig jaar, oorspronkelijk uit Levanger. Vrijgezel, geen kinderen, woonachtig in de wijk Sagene in Oslo. Werkte als styliste, had een grote kennissenkring, vooral onder kappers, fotografen en mensen uit de modevakbladen. Ze frequenteerde verschillende uitgaansgelegenheden in Oslo en niet alleen de hipste. Bovendien hield ze van de natuur en maakte ze, zowel op de ski’s als te voet, graag huttentochten.
‘Ze bleef altijd een meisje uit Levanger,’ stond er over haar als algemene beschrijving uit de verhoren met haar collega’s. Harry nam aan dat dit werd gezegd door collega’s die dachten dat het hun wél was gelukt om hun herkomst uit te wissen.
‘We mochten haar allemaal, ze was een van de weinige mensen die echt waren in deze branche.’
‘Het is onbegrijpelijk, we kunnen niet bedenken wie haar van het leven heeft willen beroven.’