Harry deed een stap in haar richting. Ze tilde haar hoofd naar hem op, bevochtigde haar volle, roodzwarte lippen. En hij was nu dichtbij genoeg om het te zien, te zien dat het portret van de Belgische koning was vervangen. Aan de spijker waaraan het portret had gehangen was nu een geldbiljet geprikt. Het gezicht dat het biljet sierde was gevoelig en had een goed verzorgde snor. Edvard Munch.
Harry begreep wat er op het punt stond te gebeuren, maar iets zei hem dat het te laat was, dat hij op het punt was gekomen waar de regie hem uit handen werd genomen.
Hij vermoedde de beweging eerder dan dat hij die feitelijk zag en hij voelde ook niet de echte prik in zijn hals, hij voelde slechts de adem tegen zijn slaap, het bevriezen van zijn nek, de verlamming die door zijn rug naar zijn hoofd trok, zijn benen die het begaven op het moment dat de stof in zijn hersenen kwam en hij zijn bewustzijn verloor. Zijn laatste gedachte voor het helemaal donker werd, was hoe verbluffend snel ketamine werkte.
Hoofdstuk 84
Hereniging
Kaja beet op haar onderlip. Er klopte iets niet.
Nogmaals toetste ze het nummer van Harry in.
En weer kreeg ze zijn voicemail.
Ze zat al bijna drie uur in de aankomsthal – die feitelijk ook de vertrekhal was – en op de plaatsen waar haar lichaam het plastic stoeltje raakte, begon het pijn te doen.
Ze hoorde het geronk van een vliegtuig. Kort daarna gaf de enige monitor in de hal, een gedeukte kast die aan twee roestige kabels aan het plafond hing, aan dat vlucht kj337 uit Zürich was geland.
Ze had om de minuut de personen in de hal gescand en vastgesteld dat geen van de wachtende mensen Tony Leike was.
Ze belde nog een keer, maar verbrak de verbinding toen ze zich realiseerde dat ze het alleen maar deed om iets te doen te hebben, dat het geen handeling was, maar apathie.
De schuifdeuren van de aankomsthal gingen open en de eerste personen met slechts handbagage kwamen naar buiten. Kaja stond op en ging bij de muur naast de schuifdeuren staan zodat ze de namen op de plastic bordjes en papieren kon lezen die de taxichauffeurs omhooghielden voor de aangekomen passagiers. Geen Juliana Verni of Lene Galtung.
Ze liep terug naar haar uitkijkpost bij de stoel. Ze ging op haar handen zitten en voelde dat ze nat waren van het zweet. Wat moest ze doen? Ze duwde de grote zonnebril naar beneden en staarde naar de schuifdeuren.
Seconden verstreken. Er gebeurde niets.
Lene Galtung was verscholen achter een paarse zonnebril en een grote, zwarte man die voor haar liep. Haar haren waren rood en ze had krullen. Ze was gekleed in een spijkerjasje en een kakikleurige broek en droeg stevige bergschoenen. Ze trok een trolley achter zich aan, aangepast aan de maximale afmetingen die handbagage mocht hebben. Ze had geen tas bij zich, maar wel een kleine, glimmend metalen koffer.
Er gebeurde niets. Er gebeurde van alles. Parallel en gelijktijdig, verleden en heden, en op een vreemde manier wist Kaja dat de gelegenheid zich nu eindelijk openbaarde. De gelegenheid waarop ze had gewacht. De mogelijkheid om het juiste te doen.
Kaja keek Lene Galtung niet direct aan, ze zorgde er alleen voor dat ze haar in haar linkerooghoek hield. Ze stond rustig op toen Lene langsliep, pakte haar tas en begon achter haar aan te lopen. Naar buiten in het scherpe zonlicht. Nog steeds had niemand zich tot Lene gewend, maar uit haar besliste, snelle manier van handelen maakte Kaja op dat ze instructies had gekregen wat ze moest doen. Ze liep langs de taxi’s, stak de weg over en stapte in een donkerblauwe Range Rover. Het portier werd opengehouden door een zwarte man in pak. Nadat hij het portier achter haar had dichtgegooid, liep hij rond de auto naar de chauffeursplaats. Kaja schoot op de achterbank van de eerste taxi in de rij, leunde naar voren, dacht snel na, maar begreep dat er in feite geen andere manier was om het te formuleren: ‘Follow that car.’