Maar hoe zat het met het alibi? Dat waterdichte alibi?
Harry had het al eerder gedacht, maar hij had die gedachte verworpen omdat koelbloedige moordenaars zeldzaam zijn, dergelijke abnormale, perverse zielen zouden inderdaad volgens de letterlijke betekenis van het woord zeldzaam zijn. Maar was het mogelijk dat er toch nog eentje was? Was het mogelijk dat Tony Leike een medeplichtige had?
‘Verdomme!’ riep Harry zo luid dat de microfoon werd geactiveerd en het laatste deel van deze uitroep ook de oren van de drie anderen in de helikopter binnen kwam. Hij merkte dat Jens Rath hem van opzij aanstaarde. Misschien had Rath toch gelijk. Misschien zat Tony Leike inderdaad met een drankje samen met een of ander een exotisch wild beest van een dame aan zijn arm en grijnsde hij voor zich uit omdat hij het zo goed voor elkaar had.
Hoofdstuk 79
Gemiste oproepen
Om kwart over twee landde de helikopter op Fornebu, het opgeheven vliegveld dat op twaalf minuten rijden van het centrum lag. Toen Harry en Bjørn Holm bij de receptie van de nationale recherche informeerden waarom noch Bellman noch iemand anders zijn telefoon opnam, kregen ze te horen dat ze allemaal in dezelfde vergadering zaten.
‘Waarom zijn wij daar verdomme niet voor uitgenodigd?’ mompelde Harry terwijl hij door de gang beende met Bjørn in looppas achter zich aan.
Hij duwde zonder kloppen de deur open. Zeven hoofden draaiden zich naar hen om. Het achtste, dat van Bellman, hoefde zich niet om te draaien aangezien Bellman aan het hoofd van de rechthoekige tafel zat, met zijn gezicht naar de deur, en alle aanwezigen hun aandacht op hem hadden gericht.
‘Watt en Halfwatt,’ zei Bellman opgewekt, en Harry merkte aan het instemmende gegrinnik dat ze het over hen hadden gehad. ‘Waar zijn jullie geweest?’
‘Nou, terwijl jij hier zat en Sneeuwwitje en de zeven dwergen speelde, zijn wij naar de hut van Tony Leike geweest,’ zei Harry, die neerzakte op de stoel aan het andere hoofdeind van de tafel. ‘En we hebben nieuws. Het is Altman niet. We hebben de verkeerde man opgepakt. Het was Tony Leike.’
Harry wist niet welke reactie hij had verwacht. Maar in elk geval niet deze: geen enkele.
De hoofdinspecteur leunde met een vriendelijk vragende glimlach rond zijn mond achterover in zijn stoel.
‘Wíj hebben de verkeerde man opgepakt? Voor zover ik weet zag wachtcommandant Skai voldoende redenen om Sigurd Altman te arresteren. En wat betreft de nieuwswaarde: die is ook maar beperkt. Wij kunnen beter zeggen: zijn jullie er ook eindelijk achter?’
Harry’s blik schoot heen en weer tussen Ærdal en de Pelikaan en toen weer terug naar Bellman terwijl zijn hersenen op volle toeren draaiden. En ze kwamen met de enig mogelijke conclusie.
‘Altman,’ zei Harry. ‘Altman heeft verteld dat het Leike was. Hij wist het de hele tijd al.’
‘Hij wist het niet alleen,’ zei Bellman. ‘Zoals Leike de lawine over de Håvasshytte heeft veroorzaakt, zo heeft Altman zonder het te beseffen deze hele moordzaak veroorzaakt. Skai heeft een onschuldige man gearresteerd, Harry.’
‘Onschuldige?’ Harry schudde zijn hoofd. ‘Ik heb die foto’s in de Kadok-fabriek gezien, Bellman. Altman is hierbij betrokken, ik weet alleen nog niet precies hoe.’
‘Maar wij wel,’ zei Bellman. ‘Dus als jij het voorlopig wilt overlaten aan ons…’
Harry meende dat Bellman ‘volwassenen’ wilde zeggen, maar hij zei: ‘…omdat wij de feiten hebben, dan kun jij weer meedoen als je beter op de hoogte bent, Harry. Goed? Bjørn ook? Dan gaan wij nu verder. Ik was namelijk bezig met te zeggen dat we niet kunnen uitsluiten dat Tony Leike een medeplichtige had, iemand die ten minste twee moorden heeft gepleegd, de twee waarvoor Leike een alibi had. We weten dat op het tijdstip dat Borgny en Charlotte stierven, Leike in een vergadering zat met meerdere getuigen ter plaatse.’