Home>>read Het Pantserhart free online

Het Pantserhart(28)

By:Jo Nesbo


                Harry zuchtte. Toen tilde hij zijn pistool op tot het op het voorhoofd van de Fin was gericht en trok de haan naar achteren.

                ‘Je denkt misschien dat ik een gewone, toerekeningsvatbare man ben, Jussi. Nou, laat ik je vertellen hoe toerekeningsvatbaar ik ben. Mijn vader ligt hier hulpeloos in een ziekenhuisbed, jij hebt dat ontdekt en daarmee heb ik een probleem. Dat kan maar op één manier worden opgelost. Gelukkig ben jij bewapend zodat ik de politie kan vertellen dat het noodweer was.’

                Harry trok de haan nog verder naar achteren. En voelde de bekende misselijkheid opkomen.

                ‘Nationale recherche.’

                Harry hield de haan stil. ‘Repeat?’

                ‘Ik ben van de nationale recherche.’ De man sprak Zweeds met een Fins accent dat zo populair is bij moppentappers op Noorse bruiloften van de middenklasse.

                Harry staarde de man aan. Hij twijfelde er geen moment aan dat hij de waarheid sprak. Toch begreep Harry er niets van.

                ‘In mijn portemonnee,’ blafte de Fin zonder dat de woede in zijn stem zijn ogen bereikte.

                Harry deed de portemonnee open en keek naar beneden. Hij trok er een gelamineerde id-kaart uit. De informatie was summier, maar voldoende. De man die voor Harry stond was werkzaam bij de Noorse nationale recherche, de centrale eenheid die hielp – in de regel de leiding gaf – bij moordzaken in het hele land.

                ‘Wat wil de nationale recherche in hemelsnaam van mij?’

                ‘Vraag Bellman.’

                ‘Wie is Bellman?’

                De Fin stootte een kort geluid uit waarvan moeilijk was te zeggen of het een lach of een hoest was. ‘Hoofdinspecteur Bellman, arme stakker. Mijn chef. En maak me nu los, cute boy.’

                ‘Verdomme,’ zei Harry en hij keek nogmaals op de id-kaart. ‘Verdomme, verdomme.’ Hij liet de portemonnee op de grond vallen en draaide zich om naar de deur.

                ‘Hallo. Hallo!’

                Het geroep van de Fin stierf weg toen de deur achter Harry dichtviel en hij liep de gang af in de richting van de uitgang. De verpleger die bij vader was geweest, kwam hem tegemoet en knikte lachend toen ze vlak bij elkaar waren. Harry gooide het sleuteltje van de handboeien in de lucht.

                ‘Er staat een potloodventer in het toilet, Altman.’

                De verpleger ving in een reflex het sleuteltje op. Harry voelde de verbaasde blik in zijn rug toen hij naar buiten liep.





Hoofdstuk 9


                De sprong

                Het was kwart voor elf ’s avonds. Het was negen graden en Marit Olsen herinnerde zich dat de weerman had gezegd dat het morgen nog zachter zou zijn. In het Frognerpark was geen mens te zien. Er was iets met het grote buitenbad wat haar deed denken aan een schip dat klaarligt voor de afvaart, aan visweer als de wind fluit om de gevels en aan pretparken buiten het seizoen. Flarden jeugdherinneringen. Zoals de verdronken zeelieden die terugkwamen naar Tronholmen en die ’s nachts uit zee opstegen, met wier in hun haren en kleine visjes in hun mond en neusgaten.

                Geesten die niet ademhalen, maar die af en toe hese, koude meeuwenkreten slaakten. Spoken met kale ledematen die zich vasthaakten in de takken die met een scheurend geluid losgerukt werden zonder dat de opmars naar het eenzame huis op Tronholmen gestaakt werd. Op Tronholmen woonden grootmoeder en grootvader. En daar lag zij in haar bedje te beven van angst. Marit Olsen haalde adem. Haalde nog steeds adem.