Toen Harry weer beneden op straat kwam, keek hij noch naar links, noch naar rechts en ging direct in de taxi zitten.
‘Het Rikshospital?’ vroeg de chauffeur.
‘Rij in elk geval die kant op,’ antwoordde Harry en hij keek in de spiegel terwijl ze de Stensberggate op draaiden en vervolgens de Ullevålsvei namen. Hij zag niets. Dat kon twee dingen betekenen. Dat het die goede, oude paranoia was. Of dat die kerel goed was.
Harry aarzelde, maar zei ten slotte: ‘Het Rikshospital.’
Ze reden langs de Aker-kerk en het Ullevål-ziekenhuis en Harry bleef in de spiegel kijken. Hij moest ze in geen geval leiden naar de plaats waar hij het kwetsbaarst was. Waar ze altijd probeerden te komen. Bij de familie.
Het grootste ziekenhuis van het land keek uit over de stad.
Harry betaalde de chauffeur, die voor de fooi bedankte en de truc met het achterportier herhaalde.
De gevels van de gebouwen rezen voor Harry op en het lage wolkendek leek over de daken te golven.
Hij haalde diep adem.
Olav Hole glimlachte zo mild en zwak vanuit zijn ziekenhuiskussen dat Harry moest slikken.
‘Ik was in Hongkong,’ zei Harry. ‘Ik moest nadenken.’
‘En heb je dat gedaan?’
Harry haalde zijn schouders op. ‘Wat zeggen de artsen?’
‘Zo weinig mogelijk. Niet echt een goed teken, maar ik merk dat ik dat prettig vind. Omgaan met de realiteit van het leven is nooit een sterk punt geweest van ons gezin.’
Harry vroeg zich af of ze over moeder zouden praten. Hij hoopte van niet.
‘Heb je een baan?’
Harry schudde zijn hoofd. Vaders haar lag zo fijn en wit op zijn voorhoofd dat Harry vond dat het leek of het niet van hem was, alsof hij het uitgedeeld had gekregen, samen met zijn pyjama en pantoffels.
‘Helemaal niets?’ vroeg vader.
‘Ik heb een aanbod gekregen om les te geven aan de politieacademie.’
Dat was bijna waar. Hagen had hem dat na de Sneeuwman-zaak aangeboden, als een soort verlof.
‘Docent?’ Vader lachte zacht en voorzichtig alsof hij zou breken als hij harder lachte. ‘Ik dacht dat een van je principes altijd was, dat je niets wilde doen wat ik heb gedaan.’
‘Zo was het niet.’
‘Het is goed, je hebt de dingen altijd op jouw manier gedaan. Die politiezaken… Tja, ik moet dankbaar zijn dat je niet gedaan hebt wat ik deed. Ik ben geen voorbeeld om na te volgen. Je weet dat toen je moeder doodging…’
Harry zat nu twintig minuten in de witte ziekenhuiskamer en voelde nu al een wanhopige drang om te vluchten.
‘Nadat je moeder was gestorven, zag ik niet echt kans om de zaken goed te regelen. Ik heb me teruggetrokken, ik beleefde er geen plezier meer aan om samen met andere mensen te zijn. Ik vond dat ik in eenzaamheid het dichtst bij haar kon zijn. Maar dat is fout, Harry.’ Vader glimlachte engelachtig. ‘Ik weet dat het verlies van Rakel moeilijk is, maar je moet niet doen zoals ik. Je moet je niet verstoppen, Harry. Je moet de deur niet dichtslaan en de sleutel weggooien.’