‘Twee moorden, Harry. We weten niet eens precies hoe ze zijn gepleegd, alleen dat ze identiek zijn. Maar met onze duurbetaalde ervaring van de laatste keer, weten we waar we mee te maken hebben.’ De hoofdinspecteur zweeg.
‘Het is niet zo erg om het woord uit te spreken, chef.’
‘Ik weet het nog niet.’
Harry keek naar de golvende, bruine en sneeuwvrije akkers. ‘Er wordt al snel geroepen dat het om een wolf gaat, maar het is gebleken dat een seriemoordenaar een zeldzaam dier is.’
‘Ik weet het,’ zei Hagen. ‘De Sneeuwman is de enige die we hier in mijn tijd hebben gehad. Maar we zijn er deze keer tamelijk zeker van. De slachtoffers hebben niets met elkaar te maken en er is een identiek verdovingsmiddel in hun bloed gevonden.’
‘Dat is tenminste iets. Succes ermee.’
‘Harry…’
‘Zoek iemand die geschikt is voor die klus, chef.’
‘Jij bent geschikt!’
‘Ik ben kapot.’
Hagen haalde diep adem. ‘Dan zetten we je weer in elkaar.’
‘Beyond repair,’ zei Harry.
‘Jij bent de enige in dit land die de competentie en de ervaring met seriemoorden heeft.’
‘Laat een Amerikaan invliegen.’
‘Je weet heel goed dat dat zo niet werkt.’
‘Dan spijt het me voor je.’
‘Is dat zo? Twee zijn er nu al dood, Harry. Twee jonge vrouwen…’
Harry zwaaide afwerend met zijn hand toen Hagen zijn tas opende en er een bruine map uit trok.
‘Ik meen het, chef. Bedankt dat jullie mijn paspoort en zo hebben teruggekocht, maar ik heb het gehad met bloederige foto’s en die gortdroge rapporten.’
Hagen keek Harry gekwetst aan, maar legde de map toch op zijn schoot.
‘Bekijk het eens, dat is alles wat ik je vraag. Plus dat je niemand vertelt dat we aan deze zaak werken.’
‘O? Waarom dat?’
‘Dat is een gecompliceerde kwestie. Zeg het gewoon tegen niemand, oké?’
Het gesprek voor in de auto was verstomd en Harry richtte zijn blik op Kaja’s achterhoofd. Aangezien Bjørn Holms Amazone was gemaakt lang voordat iemand het woord ‘whiplash’ ooit had gehoord, had de auto geen neksteun, zodat Harry haar dunne nek kon zien onder haar opgestoken haar. Hij zag de donshaartjes tegen haar huid en bedacht hoe kwetsbaar alles was, hoe snel dingen konden veranderen, wat er in een paar seconden allemaal kon veranderen. Dat dit het leven was: een vernietigingsproces, het afbreken van iets wat in beginsel perfect was. Het was alleen spannend of het snel of langzaam kapotging. Dat was een trieste gedachte. Toch bleef hij daaraan denken. Totdat ze door de Ibsentunnel reden, een grijs, anoniem machineonderdeel in het verkeersmechanisme dat zich in elke stad ter wereld kon bevinden. Toch viel het hem precies hier op. Een heftige en overweldigende blijdschap dat hij hier was. In Oslo. Thuis. Het gevoel was zo overweldigend dat hij een paar seconden vergat waarom hij terug was gekomen.
Harry keek naar de Sofies gate 5 terwijl de Amazone achter hem verdween. Er zat meer graffiti op de gevel dan toen hij vertrok, maar de blauwe kleur eronder was dezelfde.