Het park
Marit Olsen ging graag skiën in de bergen. Maar aan joggen had ze een hekel. Ze haatte het dat ze al na honderd meter haar hijgende adem hoorde, ze haatte die aardbevingachtige trillingen in haar billen als ze haar voeten neerzette, de lichtelijk verbaasde blikken van de wandelaars en de beelden die op haar netvlies kwamen als ze zichzelf door hun ogen zag: de trillende kinnen, haar lichaam dat heen en weer klotste in haar slobberige trainingspak en die hulpeloze, gapende vis-op-het-land-gezichtsuitdrukking van haar die ze vaak had gezien bij trainende mensen met overwicht. Dat was een van de redenen dat ze drie keer in de week om tien uur ’s avonds door het Frognerpark jogde: dan waren er bijna geen mensen. En degenen die er wel waren, zagen maar heel weinig van haar terwijl ze puffend in het donker rende over de spaarzaam verlichte paden die het grootste park van Oslo doorkruisten. En van de weinige mensen die haar zagen, herkende slechts een enkeling haar als het parlementslid dat voor de Arbeiderspartij en Finnmark in het Storting zat. Eigenlijk was ‘herkende’ niet het goede woord: er waren maar weinig mensen die Marit Olsen ooit hadden gezien. Wanneer ze sprak – meestal uit hoofde van de mensen uit haar provincie – trok ze niet de aandacht die andere, meer fotogenieke collega’s ten deel viel. Aan de andere kant had ze nooit iets verkeerds gedaan in de twee periodes die ze er nu zat. Dat was in elk geval de uitleg die ze aan zichzelf had gegeven. De opmerking van de redacteur in het Finnmark Dagblad dat ze een politiek lichtgewicht was, was slechts een kwalijk woordgrapje dat verwees naar haar fysionomie. De redacteur had echter niet uitgesloten dat ze nog eens deel zou uitmaken van een Arbeiderparti-regering omdat ze voldeed aan de belangrijkste criteria: geen opleiding, ze was geen man, en ze kwam niet uit Oslo.
Goed, hij kon gelijk hebben dat haar sterke punt niet lag in het grote, gecompliceerde – en weinig concrete – gedachtegoed. Maar ze was een mens van het volk, iemand die wist wat er in de mensen op straat omging en zij kon hun stem zijn tussen al die zelfingenomen en op zichzelf gerichte mensen in de hoofdstad. Want Marit Olsen sprak recht van de lever. Dat was haar echte kwaliteit, die had haar gebracht waar ze nu, ondanks alles, was. Met haar verbale intelligentie en humor – die de mensen uit Zuid-Noorwegen ‘typisch Noord-Noors’ en ‘bijtend’ noemden – was ze de gedoodverfde winnaar in de weinige debatten waaraan ze mee had mogen doen. Het was slechts een kwestie van tijd voor ze ging opvallen. Als ze maar eens wat van die kilo’s kwijtraakte. Onderzoeken wezen uit dat mensen minder vertrouwen hebben in personen met overgewicht: het onderbewuste zag dat als een teken van gebrek aan zelfbeheersing.
Ze kwam bij een heuveltje, beet op haar tanden en verkleinde haar passen, om eerlijk te zijn ging ze bijna over in een wandelgang. Powerwalk. Ja, dat was het. De mars naar de macht. Het gewicht werd minder, haar image groeide.
Ze hoorde het grind achter zich kraken en ze voelde hoe haar rug automatisch rechttrok en haar pols sneller ging. Het was hetzelfde geluid dat ze drie dagen geleden tijdens het joggen had gehoord. En twee dagen daarvoor. Beide keren had er iemand bijna twee minuten achter haar gelopen voordat het geluid weer verdween. De laatste keer had Marit zich omgedraaid en een zwart trainingspak en een zwarte muts gezien, alsof er een commando achter haar rende. Alleen zou niemand, en zeker geen commando, het zinvol vinden om in hetzelfde langzame tempo als Marit Olsen te gaan lopen.
Ze kon het natuurlijk niet zeker weten dat het om dezelfde persoon ging, maar iets in het geluid van de voetstappen zei haar dat dit wel het geval was. Het was nog maar een klein stukje omhoog naar de Monoliet, daarna ging het langzaam naar beneden, naar huis, naar Skøyen, haar man en een prettig lelijke rottweiler met overgewicht. De voetstappen kwamen dichterbij. En ineens was het niet zo fijn dat het tien uur was en het park donker en uitgestorven. Marit Olsen was voor veel bang, maar vooral voor buitenlanders. Ja, ze wist dat het xenofobie was en in strijd met het partijprogramma, maar vrezen wat vreemd is, is ondanks alles een verstandige overlevingsstrategie. Op het moment wenste ze dat ze tegen al die immigratievoorstellen had gestemd die haar partij had ingebracht en dat ze meer had gesproken van haar beruchte lever.
Haar lichaam bewoog zich alleen zo langzaam, de dijspieren deden pijn, haar longen schreeuwden om lucht en ze wist dat ze zich zo meteen niet meer zou kunnen bewegen. Haar hersenen probeerden tegen de angst te vechten, ze probeerden haar te vertellen dat ze nu niet direct een voor de hand liggend verkrachtingsslachtoffer was.