‘Er gaan meer vliegtuigen naar Manilla.’
‘Ik besefte dat Manilla, behalve vulkanen, niets heeft wat Hongkong ook niet heeft.’
‘Zoals?’
‘Zoals afstand tot Noorwegen.’
Kaja knikte. Ze had de rapporten van de Sneeuwman-zaak gelezen.
‘En het belangrijkste,’ zei hij en hij wees met een stokje. ‘Ze hebben Li Yuans glasnoedels. Probeer eens. Dat is reden genoeg om het staatsburgerschap aan te vragen.’
‘Dit en opium?’
Het was niet haar stijl om zo direct te zijn, maar ze wist dat ze haar natuurlijke gêne moest overwinnen, dat dit haar enige kans was om te doen waarvoor ze gekomen was.
Hij haalde zijn schouders op en concentreerde zich weer op zijn glasnoedels.
‘Rook je regelmatig opium?’
‘Onregelmatig.’
‘En waarom doe je dat?’
Hij antwoordde met noedels in zijn mond: ‘Om niet te drinken. Ik ben een alcoholist. Dat is trouwens nog een voordeel van Hongkong in vergelijking met Manilla. Lagere straffen voor drugs. En schonere gevangenissen.’
‘Ik wist dat je alcoholist bent, maar ben je ook verslaafd aan drugs?’
‘Definieer “verslaafd”.’
‘Móét je het hebben?’
‘Nee, maar ik wil het.’
‘Omdat?’
‘Verdoving. Dit lijkt op een sollicitatiegesprek voor een baan die ik niet wil hebben, Solness. Heb jij al eens opium gerookt?’
Kaja schudde haar hoofd. Ze had tijdens haar backpackreis door Zuid-Amerika een paar keer marihuana gerookt, maar ze had er niet veel aan gevonden.
‘Maar de Chinezen wel. Tweehonderd jaar geleden importeerden de Britten opium uit India om de handelsbalans te verbeteren. Op die manier hebben ze half China junkie gemaakt.’ Hij knipte met zijn lege hand. ‘Toen de Chinese overheid uiteindelijk opium verbood, begonnen de Britten een oorlog om hun recht te behouden China volledig te drogeren. Stel je voor dat Colombia New York begint te bombarderen omdat de Amerikanen bij de grens cocaïne in beslag hebben genomen.’
‘Wat is je punt?’
‘Dat ik het als Europeaan als mijn plicht zie om een deel van die rotzooi op te roken die wij hier in het land hebben gebracht.’
Kaja hoorde dat ze lachte. Ze had echt slaap nodig.
‘Ik ben je gevolgd toen je boodschappen ging doen,’ zei ze. ‘Ik zag hoe jullie het doen. Er zat geld in de zuigfles toen je hem neerzette. En daarna zat er opium in, of niet?’
‘Hm,’ zei Harry met een mond vol noedels. ‘Heb je op de afdeling Drugs gewerkt?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Waarom een zuigfles?’
Harry rekte zich uit. De soepkom voor hem was leeg. ‘Opium ruikt vreselijk. Als je opium in je zak hebt, of in folie, kunnen de drugshonden je zo uit een drukke mensenmenigte halen. En op een zuigfles zit geen statiegeld, dus je loopt niet het risico dat een of andere puber of dronkenlap hem ineens meepikt tijdens het boodschappen doen. Dat is wel voorgekomen.’