Reading Online Novel

Heerser van haar hart


Hoofdstuk 1





Giselle reed de ondergrondse parkeergarage van het moderne gebouw in waar het architectenbureau was gevestigd waarvoor ze werkte. Het bedrijf deelde de garage met verschillende andere bedrijven en een parkeerplek vinden was dan ook niet altijd gemakkelijk.

Na een tijdje rond te hebben gereden, zag ze plotseling in de verte iemand in een auto stappen en aanstalten maken om weg te rijden. Vlug keerde ze de kleine bedrijfsauto en reed tegen het verkeer in naar het vrijgekomen plekje. Ze was vastbesloten de auto daar te parkeren voordat iemand anders de plek zou opmerken.

Pas toen ze vlakbij was, zag ze niet ver daarvandaan een indrukwekkende sportwagen staan. Achter het stuur zat een al even indrukwekkende man met strenge gelaatstrekken. Hij stond blijkbaar te wachten tot de andere auto weg was en wilde net de parkeerplek in rijden. Vanachter zijn stuur wierp hij haar een autoritaire blik toe.

Even aarzelde ze. Maar toen zag ze hoe hij zijn ogen van haar gezicht naar haar lichaam liet gaan, keurend en vervolgens afkeurend, alsof hij de koopwaar op de markt bekeek. Dat was genoeg om haar vastberadenheid aan te wakkeren. Met een zwierige draai zette ze haar auto op de plek waarop ze allebei hadden zitten azen.

Woedend keek hij haar aan. Ze zag zijn prachtige sensuele mond geluidloze woorden vormen: ‘Wat is dit?’

Haar hele lichaam beefde, en het zweet stond in haar handen. Maar zijn houding was niet de enige reden dat ze zo impulsief had gehandeld. Deze ochtend had ze een telefoontje gekregen met de vraag of ze extra vroeg kon komen om aanwezig te zijn na de vergadering van de senior partners. Ze kon het zich niet veroorloven te laat te komen. Noodgedwongen had ze daarom haar goede manieren en beleefd rijgedrag overboord gezet.

En toen had hij haar die blik toegeworpen… die zelfverzekerde, arrogante, hatelijke en keurende blik. In één seconde had ze geweten wat voor soort man ze voor zich had. Een roofdier. Iemand die er alleen opuit was om in zijn eigen behoeftes te voorzien.



Giselle hield zich voor dat zij die parkeerplek veel harder nodig had dan hij. Ze had vijftien minuten geleden al binnen moeten zijn, terwijl híj eruitzag alsof hij niet gewend was zijn eigen auto te parkeren. Waarschijnlijk had hij een chauffeur voor dat soort mondaine zaken.

Nadat ze had geparkeerd, trok ze haar gympen uit en deed hoge hakken aan. Achter zich hoorde ze met enige opluchting een auto hard optrekken. Klaarblijkelijk had hij zijn verlies genomen en was weggereden.

Saul Parenti had zijn auto een eindje verder stilgezet, omdat hij plaats had moeten maken voor een andere wagen die erlangs wilde. Vol ongeloof staarde hij naar de dief die zojuist zijn plek had ingepikt. Het feit dat de dief een vrouw was, maakte het alleen nog maar erger. Het bloed dat door zijn aderen stroomde, verbond hem met generaties van krachtige mannen, allemaal alleenheersers. Op dit moment kookte dat bloed.

Hij zou zichzelf geen vrouwenhater willen noemen. Verre van dat. Hij hield juist van vrouwen. Maar de plek waar hij ze het liefste zag, was in zijn bed, en niet op zijn parkeerplek. Zeker niet nadat hij, voor zijn doen, zo geduldig had staan wachten.

Omdat er nergens een andere plek was, zette hij zijn auto snel aan de kant – twee andere auto’s blokkerend – en draaide de motor af. Hij opende het portier en wurmde zijn bijna twee meter lange en gespierde postuur uit de chauffeursstoel.

Pas toen ze goed en wel was uitgestapt en op weg naar de lift, kreeg Giselle door dat ze niet zomaar weg zou komen met wat ze had gedaan. De korte wandeling van de auto naar de lift gebruikte ze altijd om haar zakelijke masker op te zetten. Het was een manier om zich te wapenen voor de overvloed aan mannelijke aandacht waarmee ze op haar werk te maken had. Aandacht die ze verafschuwde. Omdat ze zo opging in het aannemen van die onaantastbare houding – rechte rug, starre blik, kin omhoog – zag ze het gevaar niet totdat het te laat was. Ze moest midden in haar tred abrupt stilhouden als ze niet recht in de armen wilde lopen van de man die haar ineens de weg versperde.

‘Niet zo snel. Ik moet even met je praten,’ zei hij in uitmuntend Engels dat op de een of andere manier niet bij zijn donkere trekken leek te passen.

Maar ze was niet van plan te stoppen voor een gesprek. Ze liep langs hem heen en hapte verontwaardigd naar adem toen hij een stap opzij deed en opnieuw voor haar ging staan.

Hij stond nu zo dichtbij dat de lucht om hen heen gevuld werd door zijn ruige mannelijke geur. Een geur die licht erotisch en tegelijkertijd gevaarlijk was.

‘Je staat in de weg,’ zei ze. Ze probeerde kalm te klinken, onbewust van de opening die ze hem gegeven had.

‘En jij staat op mijn parkeerplek,’ kaatste hij de bal terug.

Dat mocht dan wel waar zijn, maar ze was niet van plan ook maar een strobreed toe te geven. ‘Het bezit geldt voor een recht,’ zei ze in een poging luchtig te klinken.