12. ‘Zal ik het verwarminkje aanzetten, lekkere warme voetjes?’
Een woensdagmiddag in een vorig leven. De grote hype rond Voetbal International is nog niet uitgebroken. Het bestaan van René van der Gijp ziet er nog indrukwekkend overzichtelijk uit. Het is twee keer per week anderhalf uur lang vlammen op televisie en daarnaast alleen wat lezingen in het land, meestal voor gezelschappen van overzichtelijke omvang.
Op een parkeerterrein aan de rand van de snelweg bij Dordrecht drukt hij nu op zijn claxon. Hij zit breed grijnzend achter het smetteloze glas van zijn Mercedes. Dan zwaait het portier open.
‘Ga lekker zitten, jongen.’
De muziek wordt harder gezet. Een liveconcert van U2. ‘Hoor dan’, zegt Van der Gijp, die over niet al te lange tijd wordt verwacht in Arnhem, waar hij een groepje jonge verzekeraars moet toespreken, maar die desondanks nog niet veel aanstalten maakt om te vertrekken. Hij heeft zijn contactsleuteltje in elk geval nog met geen vinger aangeraakt. In plaats daarvan wijst hij op het beeldscherm van zijn ingebouwde dvd-speler. Bono, zingend op een gigantisch podium. ‘Is dat goed of niet?’, zegt hij. Zijn hand schiet naar de volumeknop. Nog een paar tandjes hoger. ‘Hoor dan? Heerlijk man. Wát een band. Wát een uitstraling heeft die gozer.’
René van der Gijp heeft een grote bewondering voor een bepaald soort artiesten. Laat de naam John Malkovich vallen en je bent een kwartier kwijt. ‘Malkovich! Zo! Het gemak waarmee die gozer acteert! Het plezier dat eraf straalt! Echt iemand die ’s ochtends opstaat en zin heeft om lekker te spelen.’ Usain Bolt, de atleet, is ook zo iemand over wie hij niet snel uitgepraat raakt. Al was het maar omdat hij als een van de weinigen zijn werk voornamelijk lachend uitvoert.
Zijn specifieke voorkeur voor zangers en acteurs is ook terug te vinden in zijn smaak voor voetballers. Hij kan genieten van de onaantastbaarheid van Zlatan Ibrahimovic, het gemak van Xavi en Iniesta, het onverwachte van Berbatov, het aangeboren talent van Özil. Iemand die voor zijn plezier vrij achteloos iets geniaals doet: daar wordt René van der Gijp altijd erg gelukkig van. ‘Zo’n jongen als Berbatov, van zo iemand vermoed ik echt dat hij in de rust een medespeler aantikt en dan zegt: “Heb je gezien wat ik net deed op dat veld, die actie?” En dat-ie dan heel hard gaat lachen. Die jongen geniet echt van wat hij doet. Mooi om te zien. Dat soort gasten kent geen druk. Nooit. Je ziet gelijk: die voelt zich nergens lekkerder dan dáár, die middag, in zijn korte broekje op dát veld. Dan is hij helemaal vrij om te doen wat in hem opkomt. Dat soort spelers, daar kan ik mijn hele leven naar blijven kijken. Dat wordt nooit saai, want ze verrassen altijd. Ze verrassen zelfs zichzelf.’
Bono wordt wat zachter gezet. We kunnen weg. Alhoewel.‘Doe eerste effe lekker je jas uit, ouwe reus.’ De handen gaan weer van het stuur. ‘Is toch veel lekkerder, zonder jas? Vind je het trouwens koud hier? Zal ik het verwarminkje aanzetten? Lekkere warme voetjes?’
René van der Gijp houdt van gerieflijkheid. Hij heeft er een talent voor om het zich ergens snel naar de zin te maken. Wanneer hij op een bank gaat zitten duurt het nooit lang of hij zakt diep onderuit, het liefst met een paar dikke kussens in zijn rug, of hij vouwt zijn benen in een soort halve kleermakerszit onder zijn lijf, zodat zijn voeten prettig warm blijven. Liever gaat hij trouwens helemaal gestrekt, en tuurt hij in zelfverkozen afzondering naar een scherm met 22 voetballers of naar een goede talkshow. Voor iemand die nog gewoon ademt, brengt René van der Gijp opvallend grote delen van de dag in horizontale positie door.
De jas is uit, de reis kan beginnen. Bono zwijgt ook, zodat de bestuurder, nog vóórdat hij heeft ingevoegd, aan de eerste anekdote van de dag kan beginnen. Niet geheel toevallig gaat die over een oud-trainer. In dit geval: Hans Kraay sr, de man die hem in de jaren tachtig bij PSV grotendeels tevergeefs in het gareel trachtte te houden. Toch is de vader van zijn tafelgenoot Hans jr. een van de weinige coaches voor wie Van der Gijp altijd sympathie heeft gevoeld. Nadat Ruud Gullit in 1987 Kraay via een een-tweetje met het Nieuwe Revu-duo Barend en Van Dorp had gewipt om zo zijn vertrek van PSV naar AC Milan te forceren, was Van der Gijp de eerste en laatste PSV’er die het in het openbaar voor hem opnam. Dat Gullit zijn boezemvriend was, speelde even geen rol.
Op de dag van zijn vertrek naar zijn nieuwe club Xamax Neuchâtel, reed Van der Gijp op weg naar Schiphol zelfs eerst nog bij zijn oud-trainer langs. ‘Hij was in de tuin aan het werken’, zei hij daar eens over. ‘Kraay was net terug van een vakantie in Florida. Hij was zo bruin als een neger. Hij vond het hartstikke leuk dat ik even afscheid kwam nemen.’ En: ‘Ik heb nooit problemen met hem gehad. Ik vond Hans Kraay een prima man en een uitstekende trainer. Alleen wanneer hij een weegschaal zag werd hij gek, dan moest ik daar meteen op gaan staan. Hij vond me altijd te zwaar.’