Lokeren wint. Na de wedstrijd moet Boskamp plassen. ‘Zeg jij even dat Jans gulp openstaat’, zegt Van der Gijp, als zijn vriend is teruggekeerd. Er wordt een ritsgebaar gemaakt. ‘Kus nou toch m’n kloten!’, schreeuwt Boskamp, zijn favoriete uitdrukking, terwijl hij zijn broek sluit. Daarna gaat het naar het veld. Op de sintelbaan botst het gezelschap bijna tegen de bezwete aanvoerder van Lokeren op. Hij heeft de beker van België boven zijn hoofd en roept heel hard ‘jaaah!’ naar de supporters op de tribune. Die roepen heel hard ‘jaah!’ terug.
Een oude vrouw met een Lokeren-sjaal huilt. Haar man houdt haar troostend vast. ‘Die mensjes zijn blij met het bekertje, hè?’, zegt Van der Gijp. Zelf voelt hij geen enkele emotie bij het grootste succes uit de geschiedenis van zijn oude club. Voor de camera’s van de VRT wordt hem gevraagd of hij de bekerwinst nog gaat vieren. ‘Nou, ik ga straks, op weg naar Dordrecht, nog wel even langs een paaldansvereniging in Dendermonde.’ De interviewer kijkt hem niet begrijpend aan. ‘Die zitten gewoon langs de snelweg. Een soort Van der Valk-restaurants zijn dat, maar daar hebben ze alleen niets aan.’
Dan is het interview voorbij en gaat René van der Gijp snel weer naar huis. Het is een mooie zaterdagavond geweest, daar niet van, maar in gedachten lonkt zijn eigen, vertrouwde bank alweer. ‘Als we opschieten’, zegt hij op het winderige parkeerterrein, de autosleutel van de Mercedes al in de aanslag, ‘dan zijn we nog net op tijd voor Match of the Day.’