De tweede lach van de avond. Het gaat goed.
Tamming geeft Van der Gijp ook alle ruimte om warm te draaien. De ene na de andere klassieker wordt weer opgedist. Over die keer met Oranje in Barcelona, toen hij tussen de dames in Pub 69 aan de bar zat, en hij midden in de nacht het complete sectiebestuur van de KNVB zag binnenkomen. ‘Renze de Vries kwam naar me toe. “René”, zei hij in zijn beste Nederlands, “wij hebben jou niet gezien.” Toen moest ik wel lachen. Nou, heb ik toen gezegd, dat is ook toevallig, want ik heb jullie óók helemaal niet gezien. Ben ik nog fijn een uurtje blijven zitten.’
Zo komt de sfeer er vanzelf in. Zelfs wanneer hij over zijn ‘vliegende inzinking’ vertelt, is het publiek bereid te lachen. ‘Ik heb op een gegeven moment mijn heil gezocht bij Bram Bakker, de psychiater. Bij het eerste bezoek, ergens in Amsterdam, heb ik gelijk maar vijfentwintig euro in die parkeerautomaat gegooid. Ik dacht: dit zal wel even gaan duren. Hij zal wel helemaal teruggaan naar mijn jeugd, naar het moment dat ik een keer met poten ben overgeslagen of zo. Maar het viel mee. Ik hoefde niet meer bij te vullen.’
In die sfeer gaat het een uurtje door.
Na afloop, tussen de blinkende BMW’s, bolt René van der Gijp zijn wangen en laat er wat lucht uit ontsnappen.
Er heeft zich een grote opluchting van hem meester gemaakt.
‘Het ging goed’, zegt hij. ‘Ik ben er weer klaar voor.’
71. Trots
-Ben je eigenlijk trots op je achternaam?
‘Tuurlijk wel. Het is toch uniek dat een complete voorhoede van een elftal op het hoogste niveau, grotendeels uit broers bestaat? Ik denk dat dat in de hele wereld nog nooit is voorgekomen. Mooi hoor. Ik heb thuis nog foto’s van Feyenoord tegen Emma in De Kuip. Er was nog geen betaald voetbal in Nederland, maar er zaten wel mooi 50.000 mensen op de tribune.’
-Ze waren wel wat hardhandig in het veld, de gebroeders Van der Gijp.
‘Ja, wat wil je? Er stonden toen nog niet veertig camera’s langs de zijlijn om alles te registreren.’
-Dus?
‘Dus maakten ze soms overtredingen waar je nu achttien maanden cel en tbs voor krijgt.’
72. ‘En? Is dat ventje er al?’
Vrijdagavond op het Media Park. Aan de rand van het parkeerterrein steekt een kromme gestalte tegen de horizon af. Het is Willem van Hanegem. Hij is vanavond te gast bij Voetbal International. ‘En?’, vraagt hij kort na binnenkomst in de studio. ‘Is die gozert er al?’ Met ‘die gozert’ bedoelt Van Hanegem zijn aanstaande tafelgenoot René van der Gijp. Vandaag maakt hij zijn langverwachte rentree. Tenminste, als hij komt opdagen. ‘Ik geloof het pas als ik hem hier zie binnenkomen’, zegt De Kromme, zelf zijn leven lang al een meester in onverwachte verdwijntrucs. Toch is het even later zover. Johan Derksen staat net op het punt ergens een plek voor een clandestiene sigaar te gaan zoeken, Van Hanegem kijkt in de hoek van de bank gewoon wat voor zich uit en de redacteuren werken onverschrokken aan hun draaiboek, wanneer opeens de deur opengaat en de verloren zoon binnenstapt. Het meisje van de make-up schrikt er helemaal van. Ze slaat een hand voor haar mond.
‘Oortjes?’, grijnst Van der Gijp.
Er komt geen reactie. Het meisje weet even niets te zeggen. Ze kijkt hem aan alsof hij een spook is.
‘Ga je weer lekker mijn oortjes doen, lieverd? Net als eerst?’
Hij loopt lachend op Johan Derksen en Willem van Hanegem af en begint aan zijn vaste ritueel van handen schudden, gewoon, alsof er nooit iets gebeurd is. Vroeger, in zijn meer recalcitrante jaren, had hij een hekel aan handen schudden. Als speler van Lokeren weigerde hij mee te doen aan de traditie dat iedereen elkaar voor de training op deze manier begroette. Hij vond het aanstellerij en werd liever overgeslagen, wat dan ook al snel gebeurde. Maar nu laat hij met plezier zijn hand in de kolenschop van Van Hanegem verdwijnen. Die schudt eerst zowat zijn arm uit de kom, geeft hem nog een vriendschappelijk duwtje en trommelt hem daarna nog een tijdje vaderlijk op de rug. Het is een mooi gezicht.
Willem van Hanegem en René van der Gijp hebben altijd een haat-liefdeverhouding gehad. Van Hanegem was vroeger kritisch op de voetballer Van der Gijp, omdat hij zag hoeveel talent er in hem zat en hoe sporadisch dat maar aan de oppervlakte kwam. En andersom werd Van der Gijp ook weleens moe van de constante aanmerkingen op zijn mentaliteit, zelfs wanneer die uit de mond van Willem van Hanegem kwamen. ‘Hans van Breukelen is ook zo’, zei hij daar een keer over. ‘Aardige gozer hoor, Hans. Niks mis mee. Maar ik kan hem niet tegenkomen, of hij zegt: “Als jij mijn mentaliteit had gehad, Gijp, dan was je een échte topper geworden.” Dan weet ik nooit zo goed wat ik daarop moet zeggen. Ik weet ook wel dat ik er misschien niet alles uit gehaald heb, maar ik was geen Gullit en ook geen Van Basten. Ik was een snelle speler met een hard schot, ik had seizoenen met behoorlijk wat voorzetten en goals, maar er waren er die beter waren. Gewoon, simpel: meer talent. Daar heb ik nooit een punt van gemaakt. En verder kan ik mentaliteit ook niet los zien van de voetballer. Alles heeft met elkaar te maken. Het gekke is dat daar weinig begrip voor is. Ik kan me wel verplaatsten in de gedachtewereld van Hans en al die anderen. Maar gek genoeg werkt dat andersom nooit zo. Ik weet zeker dat Hans niets van mij begrijpt.’