-Waarom deed je het dan?
‘Ik dacht er niet bij na. Ik was daar ook voor de verkeerde reden. Geld. Maar ja, Zwitserland was in die jaren heel aantrekkelijk. Ik verdiende er 500.000 gulden netto. Bij PSV kreeg ik 120.000 gulden bruto. Zelfs Kees Ploegsma, toen de manager bij PSV, zei toen tegen me: “René, als ik jou was zou ik dit doen, want zo’n bedrag verdien je bij ons in nog geen vijf jaar.” Toen heb ik getekend. Maar achteraf gezien is dat niet zo slim geweest. Ik had bij PSV moeten blijven.’
-Waarom?
‘Ik had er dat seizoen twintig ingeschoten, als rechtsbuiten. En ik geloof achttien assists. Normaal gesproken kun je dan wel een verbeterde aanbieding tekenen. Maar ik had me onmogelijk gemaakt bij die club, en in de kleedkamer. Het was precies in de periode dat Ruud Gullit een breuk met PSV aan het forceren was. Ik koos altijd zijn kant. Zo kwamen wij samen een beetje buiten de groep te staan. Ruud wilde dat en vertrok al snel naar Milaan. Maar ik moest toen ook wel weg. Er was voor mij geen toekomst meer in Eindhoven. Eigen schuld.’
-Je was liever gebleven?
‘Achteraf denk ik dat dat het best was geweest. Ik had mijn loopbaan bij PSV moeten afsluiten. Als dat was gebeurd, zou ik daar heel tevreden mee zijn geweest. Het was net het begin van de gouden jaren. Dan had je bijna wekelijks tegen ploegen gespeeld waarvan je bij voorbaat al wist dat je veel beter was. Dat is lekker.’
-Toch een beetje spijt?
‘Nee hoor.’
-Dan had je ook de Europa Cup 1 gewonnen en misschien meegegaan naar het EK’88.
‘Ja. Nu niet.’
-Nee. Nu zat je een pizza te eten met Maarten Spanjer in Aarau.
‘Ja. Was ook leuk. Had ik ook niet willen missen.’
66. ‘Er was en er is geen weg meer terug’
De reportage die Hugo Borst begin jaren negentig met de verloren zoon René van der Gijp maakte, is bewaard gebleven. De lezer volgt het jonge duo op zoek naar een toekomst voor de controversiële voetballer. Het is geen gemakkelijke opgave. Van der Gijp heeft geen club, geen inkomsten en geen wedstrijdritme. Bovendien is hij geblesseerd, een souvenir van een bezoek aan Schotland. Hij doorliep er een oefenstage bij een club, waarvan hij allang de naam is vergeten. Het werd een totale mislukking.
Hij noemt het ‘een triest verhaal in een triest land’, en vertelt over zijn aankomst in Glasgow, dat er niemand was om hem op te halen, de volgende dag een autorit van vijf uur richting een of ander krakkemikkig stadionnetje en dan dat moment halverwege de eerste helft. Hij wil een bal binnenhouden, zijn enkel klapt dubbel en op de tribune kan het handjevol toeschouwers de gewrichten horen kraken. ‘Drie bobby’s applaudisseerden toen ik het veld af strompelde’, zegt hij tegen Borst. ‘Als je nou in Camp Nou op zo’n manier het veld moet verlaten, dan vergoedt dat nog wat. Maar daar… Wat ’n narigheid allemaal.’
Het zijn de jaren negentig. Een andere tijd. De man die er ooit zo trots op was dat hij drie keer moest steken voordat hij met zijn Porsche de straat van zijn ouders in kon rijden, verplaatst zich nu in een Honda Civic, voor een gering bedrag ter beschikking gesteld door autodealer en voetballiefhebber John van Dijk.
Wat opvalt: ook dan al onderkent Van der Gijp dat er altijd een verwachtingspatroon rond hem heerst. Als Borst heeft vastgesteld dat de voetballer bij sommige mensen het imago heeft van een profiteur en een zakkenvuller, maar in werkelijkheid zelf juist door diezelfde mensen is geëxploiteerd, zegt Van der Gijp: ‘Ik heb ze allemaal meegemaakt, die feesten en partijen. Acht uur begon ’t. Ik nam me voor rustig te blijven. Maar om kwart voor negen gebeurde er nog steeds niets. Ik zag ze naar me kijken. Had ik mijn mond gehouden dan waren ze om tien uur met een chagrijnig gezicht naar huis gegaan. Ik deed m’n mond dan toch open omdat ik het leuk vind dat mensen om die sterke verhalen gruwelijk moeten lachen. Maar ik weet zeker dat al iedereen bij het naar huis gaan in de auto zei: die is gek. Begrijp je? Er was en er is geen weg meer terug. Het is geen dilemma of zo, want ik ben blij als ik mensen kan vermaken. Ik word gebruikt, maar ik voel me niet gebruikt, begrijp je?’
Wat volgen zijn een paar wonderlijke dagen, die Borst nooit meer is vergeten. Hij is erbij wanneer Van der Gijp op een doordeweekse avond om zeven uur met SVV 2 tegen vierdeklasser Germinal speelt, een wedstrijd op een achterafveldje die de oud-international al na twintig minuten voor gezien moet houden: wéér enkelproblemen. Hij loopt mee tijdens de eindeloze rondjes door het Kralingse Bos, waar Van der Gijp (‘mijn lichaam is niet berekend op hardlopen. Dit is geen ontspanning meer’) tot zijn eigen schande regelmatig wordt ingehaald door veteranen. ‘Dat vind ik echt vernederend’, zegt Van der Gijp daarover, ‘je bent een doelwit voor elke recreatieloper.’