Vlak voor de uitslag is er een liveverbinding met de tafel van Voetbal International in Hilversum tot stand gebracht. Op het scherm ziet René van der Gijp er opeens gespannen uit. Via een krakende lijn stelt Johan Derksen zijn vaste partner daarom maar even gerust. ‘Er is geen enkel probleem, René. Ik zie alleen maar gladjanussen in beeld. Je moet gewoon een grap maken en daar zelf heel hard om lachen. Dan lacht Carré vanzelf met je mee.’ Derksen hanteert dezelfde stellige toon als waarmee hij de hele zomer heeft verkondigd dat Oranje wereldkampioen zou worden, dus wekt het niet eens heel veel verbazing dat uiteindelijk niet René van der Gijp maar Jan Kooijman blijkt te hebben gewonnen. Het is een uitslag die de oud-voetballer zelf uiterlijk onaangedaan ondergaat. Op de genodigdentribune is de reactie iets feller. Rob Jansen schudt zijn hoofd, de twee dames kijken elkaar even geschrokken aan en Maarten Spanjer is al uit zijn stoel opgestaan. ‘Kom op’, zegt hij, lachend als een boer met kiespijn, ‘we gaan.’ Even later gaat hij toch weer zitten en kijkt hij naar zijn vriend. Die zit alweer te grijnzen en lijkt met zijn gedachten inmiddels weer heel ergens anders. Het Volkskrant Magazine-interview dient zich in de herinnering aan. ‘Als je niets verwacht, kan het ook niet tegenvallen.’
Na afloop. In de gangen van Carré wordt René van der Gijp van cameraploeg naar cameraploeg gesleept. Een meisje van SBS 6 Shownieuws vraagt of hij verwacht dat hij misschien volgend jaar wél wint. René: ‘Nou, dan ben ik de vijftig gepasseerd. Dan is het talent er wel uit, denk ik.’ Verder reageert hij zoals verwacht: laconiek. ‘Het maakt mij niet zoveel uit dat ik niet heb gewonnen. Mijn leven ziet er nu niet opeens heel anders uit of zo.’ Hetzelfde vertelt hij even later tegen RTL Boulevard. ‘Ik heb niet zo veel competitiedrift in me. Morgen is weer een dag als alle andere. Ik ga gewoon de auto laten doorsmeren, prijs of geen prijs.’
Ook de cameraman van De Telegraaf-website wil nog iets weten. Halverwege dat interviewtje schuift Carlo Boszhard, de grote winnaar van de avond, plotseling in beeld. Hij roemt René en schuift hem zelfs voor even zijn zojuist gewonnen Televizier-Ring om de vinger. Het is opvallend hoeveel televisie-iconen hun steun aan de oud-voetballer komen betuigen. Henny Huisman, zelf meervoudig winnaar van de ring, is een van hen. ‘Ik ben een fan van René en kijk vaak naar het programma’, zegt hij, ‘vooral omdat er mag worden gelachen. Er heerst zelfspot aan die tafel. Dat maakt het prettig om naar te kijken. Ook voor vrouwen. Dat vind ik heel opvallend.’
‘Weet je wat het verschil is met andere praat-programma’s?’, zegt Van der Gijp in een vlaag van ernst. ‘Wij hebben geen aanloop nodig. Wij beginnen onze zinnen ook niet met: Zonder verder iemand voor het hoofd te willen stoten en met alle respect, maar ik heb sterk de indruk dat, zonder overigens te willen generaliseren, dat… Nee, nee. Dat hele voortraject vergeten wij. Als ons om een mening wordt gevraagd over de rechtsbuiten van Ajax, dan zeggen we gelijk wat we vinden, zonder inleidend gebabbel. Dat duurt twaalf seconden. Meer niet. Dat vinden mensen leuk. En daardoor is het ook zo’n snel programma.’
De avond loopt op zijn einde. Maarten Spanjer is al buiten. Hij rookt op de rode loper een sigaret. Volgens zijn paspoort is hij bijna 58 jaar, maar in werkelijkheid is Maarten Spanjer altijd een brutaal jongetje van acht gebleven. Gelukkig maar. Als couturier Frans Molenaar als een Romeinse keizer over de rode loper komt aanschrijden, kan hij zich niet meer beheersen en draait zich van hem weg. ‘Fransie!’, roept hij dan en ‘Hé Fransie!’
Daarna gaat het in taxi’s terug naar het hotel. Vlak voor vertrek stopt er nog een Marokkaanse jongen op een mountainbike bij het opengedraaide portierraam van René van der Gijp.
‘Hé man, jammer, man’, zegt hij, ‘jij had moeten winnen, man.’
Van der Gijp slaat de jongen zachtjes op zijn hand.
‘Is goed, ouwe reus’, zegt hij, ‘maak je niet druk.’
Die nacht, op de 23ste etage van het Okura Hotel. In de hoek van de bar zitten Maarten Spanjer en René van der Gijp urenlang met elkaar te praten. Om de paar minuten legt René zijn arm om de schouder van zijn vriend. Ook laat hij er zijn hoofd soms een tijdje op rusten, als hij wil bijkomen van het lachen. Buiten wordt het steeds zwarter. Amsterdam gaat slapen. Binnen wordt flink doorgeboomd, maar allang niet meer over het Televizier Gala. Het gaat over Rijk de Gooyer. Hij is hun gemeenschappelijke idool. ‘Rijk heeft schijt aan alles’, zegt René van der Gijp, ‘echt een heerlijke man.’ Ze hebben de enigszins verwarde acteur onlangs nog samen opgezocht. De Gooyer gaf er inmiddels de voorkeur aan zijn dagen gekleed in badjas door te brengen. Toen René naast hem was gaan zitten, had de acteur zijn jas opengeslagen en op zijn kruis gewezen. Hij bleek een knaloranje onderbroek te dragen. ‘Kijk René, dit heb ik speciaal voor jou gedaan’, zei hij toen.